Zegelied in de hemel over Babylons val
1 En na dezen hoorde ik als een grote stem van een grote schare in de hemel, zeggende: Halleluja, de zaligheid, en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij de Heere, onze God.
2 Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig, daar Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed van Zijn dienaren van haar hand gewroken heeft.
3 En zij zeiden ten tweeden male: Halleluja! En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.
4 En de vier en twintig ouderlingen, en de vier dieren vielen neer , en aanbaden God, Die op de troon zat, zeggende: Amen, Halleluja!
5 En een stem kwam uit de troon, zeggende: Looft onze God, gij al Zijn dienstknechten, en gij, die Hem vreest, beiden klein en groot!
De bruiloft des Lams
6 En ik hoorde als een stem van een grote schare, en als een stem van vele wateren, en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Halleluja, want de Heere, de Almachtige God, heeft als Koning geheerst.
7 Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelf bereid.
8 En haar is gegeven, dat zij bekleed wordt met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.
9 En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods.
10 En ik viel neer voor zijn voeten, om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie, dat gij dat niet doet ; ik ben uw mededienstknecht, en van uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God. Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.
Overwinning van Christus op de valse profeet
11 En ik zag de hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die erop zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid.
12 En Zijn ogen waren als een vlam vuur, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam geschreven, die niemand wist, dan Hijzelf.
13 En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed gekleurd was; en Zijn naam wordt genaamd het Woord Gods.
14 En de heerlegers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad.
15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de toorn en van de gramschap van de almachtige God.
16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren.
17 En ik zag een engel, staande in de zon; en hij riep met een grote stem, zeggende tot al de vogels, die in het midden van de hemel vlogen: Komt herwaarts, en vergadert u tot het avondmaal van de grote God;
18 Opdat gij eet het vlees der koningen, en het vlees der oversten over duizend, en het vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten.
19 En ik zag het beest, en de koningen der aarde, en hun heerlegers vergaderd, om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat, en tegen Zijn heerleger.
20 En het beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hem gedaan had, waardoor hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die zijn beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in de poel des vuurs, die met sulfer brandt.
21 En de overigen werden gedood met het zwaard van Hem, Die op het paard zat, dat uit Zijn mond ging; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap