Vrees God in uw jeugd. Godsvrucht is de hoofdsom van alle geboden
1 En gedenk aan uw Schepper in de dagen van uw jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van welke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in deze.
2 Eer dan de zon, en het licht, en de maan, en de sterren verduisterd worden, en de wolken weerkomen na de regen.
3 In de dag, wanneer de wachters van het huis zullen beven, en de sterke mannen zichzelf zullen krommen, en de maalsters zullen stilstaan, omdat zij minder geworden zijn, en die door de vensters zien, verduisterd zullen worden;
4 En de twee deuren naar de straat zullen gesloten worden, als er is een zwak geluid van het malen, en hij opstaat op de stem van het vogeltje, en al de zangeressen neergebogen zullen worden.
5 Ook wanneer zij voor de hoogte zullen vrezen, en dat er verschrikkingen zullen zijn op de weg, en de amandelboom zal bloeien, en dat de sprinkhaan zichzelf een last zal wezen, en dat de lust zal vergaan; want de mens gaat naar zijn eeuwig huis, en de rouwklagers zullen in de straat rondgaan.
6 Eer dan het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springder gebroken wordt, en het rad aan de bornput in stukken gestoten wordt;
7 En dat het stof weer tot de aarde keert, zoals het geweest is; en de geest weer tot God keert, Die hem gegeven heeft.
8 IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid!
9 En voorts, omdat de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde.
10 De prediker zocht aangename woorden uit te vinden, en het geschrevene is recht, woorden der waarheid.
11 De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen van de meesters der verzamelingen, die gegeven zijn van de enige Herder.
12 En wat daarboven is, mijn zoon! wees gewaarschuwd; van veel boeken te maken is geen einde, en veel lezen is vermoeiing voor het vlees.
13 Van alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen.
14 Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.