Beloften en vermaning tot vroomheid
1 Alzo zegt de Heere: Bewaart het recht, en doet gerechtigheid; want Mijn heil is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden.
2 Welgelukzalig is de mens, die zulks doet, en het mensenkind, dat daaraan vasthoudt; die de sabbat houdt, zodat hij die niet ontheiligt, en die zijn hand bewaart van enig kwaad te doen.
3 En de vreemde, die zich tot de Heere gevoegd heeft, spreke niet, zeggende: De Heere heeft mij gans en al van Zijn volk gescheiden; en de gesnedene zegge niet: Ziet, ik ben een dorre boom.
4 Want alzo zegt de Heere van de gesnedenen, die Mijn sabbatten houden, en verkiezen hetgeen, waartoe ik lust heb, en vasthouden aan Mijn verbond;
5 Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven beter dan van de zonen en van de dochters; een eeuwige naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.
6 En de vreemden, die zich tot de Heere voegen, om Hem te dienen, en om de Naam des Heeren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie de sabbat houdt, dat hij die niet ontheiligt, en die aan Mijn verbond vasthouden;
7 Die zal Ik ook brengen tot Mijn heilige berg, en Ik zal hen verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers zullen aangenaam wezen op Mijn altaar; want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken.
8 De Heere Heere, Die de verdrevenen van Israël vergadert, spreekt: Ik zal tot hem nog meer vergaderen, naast hen, die tot hem vergaderd zijn.
9 Al gij gedierten des velds, komt om te eten, ja , al gij gedierten in het woud!
10 Hun wachters zijn allen blind, zij weten niet; zij allen zijn stomme honden, zij kunnen niet bassen; zij zijn slaperig, zij liggen neer, zij hebben het sluimeren lief.
11 En deze honden zijn sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders, die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin, elk uit zijn einde.
12 Komt herwaarts, zeggen zij : ik zal wijn halen, en wij zullen sterke drank zuipen; en de dag van morgen zal zijn als deze, ja , groter, veel overvloediger.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap