Kenmerken van de vrome
1 Een psalm van David.
Heere, wie zal verkeren in Uw tent? Wie zal wonen op de berg Uwer heiligheid?
2 Die oprecht wandelt, en gerechtigheid werkt, en die met zijn hart de waarheid spreekt;
3 Die met zijn tong niet kwaadspreekt, zijn metgezellen geen kwaad doet, en geen smaadrede opneemt tegen zijn naaste;
4 In wiens ogen de verworpene veracht is, maar hij eert hen, die de Heere vrezen; heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet;
5 Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen de onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap