Betuiging van onschuld en vroomheid
1 Een psalm van David!
Doe mij recht, Heere! want ik wandel in mijn oprechtheid; en ik vertrouw op de Heere, ik zal niet wankelen.
2 Proef mij, Heere, en doorzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.
3 Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.
4 Ik zit niet bij ijdele lieden, en met geveinsde lieden ga ik niet om.
5 Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.
6 Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom Uw altaar, o Heere!
7 Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
8 Heere! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats van de tabernakel Uwer eer.
9 Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
10 In wier handen schandelijk bedrijf is, en wier rechterhand vol geschenken is.
11 Maar ik wandel in mijn oprechtheid, verlos mij dan en wees mij genadig.
12 Mijn voet staat op effen baan; ik zal de Heere loven in de vergaderingen.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap