Vermaning tot dankzegging
1 Hallelujah! Zingt de Heere een nieuw lied; Zijn lof zij in de gemeente Zijner gunstgenoten.
2 Dat Israël zich verblijde in Hem, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.
3 Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.
4 Want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.
5 Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legersteden.
6 De lof verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
7 Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;
8 Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
9 Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah!
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap