Verschijning van de Zon der gerechtigheid
1 Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de Heere der heerscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal.
2 U daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.
3 En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen van uw voeten, te dien dage, die Ik maken zal, zegt de Heere der heerscharen.
4 Gedenk de wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, de inzettingen en de rechten.
5 Ziet, Ik zend u de profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des Heeren komen zal.
6 En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen terugbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met de ban sla.