Het genadejaar des Heeren
1 De Geest van de Heere Heere is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrijheid uit te roepen, en de gebondenen opening der gevangenis;
2 Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heeren, en de dag der wraak van onze God; om alle treurigen te troosten;
3 Om de treurigen Sions te beschikken dat hun gegeven wordt sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest; opdat zij genoemd worden eikebomen der gerechtigheid, een planting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt wordt.
4 En zij zullen de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vorige verstoringen weer oprichten, en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren van geslacht tot geslacht.
5 En uitlanders zullen staan, en uw kudden weiden; en vreemden zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn.
6 Doch gij zult priesters des Heeren heten, men zal u dienaren van onze God noemen; gij zult het vermogen der heidenen eten, en in hun heerlijkheid zult gij u beroemen.
7 Voor uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel; daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele bezitten; zij zullen eeuwige vreugde hebben.
8 Want Ik, de Heere, heb het recht lief, Ik haat de roof in het brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken.
9 En hun zaad zal onder de heidenen bekend worden, en hun nakomelingen in het midden der volken; allen, die hen zien zullen, zullen hen kennen, dat zij zijn een zaad, dat de Heere gezegend heeft.
10 Ik ben zeer vrolijk in de Heere, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar tooi.
11 Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt, en gelijk een hof, wat in haar gezaaid is, doet uitspruiten; alzo zal de Heere Heere gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor al de volken.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap