Danklied der verlosten
1 En op die zelfde dag zult gij zeggen: Ik dank U, Heere! dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.
2 Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere Heere is mijn Sterkte en mijn Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden.
3 En gij zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils;
4 En zult op die zelfde dag zeggen: Dankt de Heere, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken! vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is.
5 Psalmzingt de Heere, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op de ganse aardbodem.
6 Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want de Heilige Israëls is groot in het midden van u.
© © 1977 Nederlands Bijbelgenootschap