Gods lankmoedigheid zinnebeeldig voorgesteld
1 En de Heere zeide tot mij: Ga weer heen, bemin een vrouw, die, terwijl zij bemind wordt door haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de Heere de kinderen Israëls bemint, maar zij zien om naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.
2 En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halve homer gerst.
3 En ik zeide tot haar: Gij zult mij vele dagen blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch aan een andere man geworden), en ik ook ten opzichte van u.
4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.
5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken de Heere, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot de Heere en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.