Broederlijke liefde
1 Een pelgrimslied, van David.
Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het
dat broeders ook eensgezind samenwonen.
2 Het is als de kostelijke olie op het hoofd,
die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron,
die neerdaalt op de zoom van zijn priesterkleed.
3 Het is als de dauw van de Hermon
die neerdaalt op de bergen van Sion.
Want daar gebiedt de HEERE de zegen
en het leven tot in eeuwigheid.
David roemt seer hooge de broederlicke gemeynschap der geloovigen.
1 EEn Liedt Hammaaloth, van David. Siet hoe goet ende hoe lieflick is het, dat broeders oock t’samen woonen.
2 ’t Is gelijck de kostelicke olie op het hooft, neder dalende op den baert, den baert Aarons: die neder daelt tot op den zoom sijner kleederen.
3 ’t Is gelijck de dauw Hermons, [ende ] die neder daelt op de bergen Zions: want de HEERE gebiedt aldaer den zegen, [ende ] ’t leven tot in der eeuwigheyt.