Belofte aan de priesterkoning
1 Een psalm van David.
De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.
2 De Heere zal de scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, zeggende : Heers in het midden van Uw vijanden.
3 Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heerkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder van de dageraad zal U de dauw Uwer jeugd zijn.
4 De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.
5 De Heere is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage van Zijn toorn.
6 Hij zal recht doen onder de heidenen; Hij zal het vol dode lichamen maken; Hij zal verslaan degene, die het hoofd is over een groot land.
7 Hij zal op de weg uit de beek drinken; daarom zal Hij het hoofd omhoog heffen.
In desen Psalm (zijnde een kort begrijp des gantschen Euangeliums) spreeckt David van de beroepinge Iesu Christi tot het geestelicke Coninckrijcke sijner Gemeynte, ende sijn eeuwich Priesterdom: Te gelijcke stelt hy voor oogen, de geweldige overwinninge over sijne vyanden, ende sijne triumphe over de selve.
1 EEn Psalm Davids. De HEERE heeft tot mijnen Heere gesproken: Sitt tot mijner rechter-hant, tot dat ick uwe vyanden gesett sal hebben tot een voet-banck uwer voeten.
2 De HEERE sal den scepter uwer sterckte senden uyt Zion, [seggende] Heerscht in ’t midden uwer vyanden.
3 U volck sal seer gewillich zijn op den dach uwer heyrkracht, in heylige cieragien: uyt de baer-moeder des dageraets sal u de dauw uwer jeucht zijn.
4 De HEERE heeft gesworen, ende ’t en sal hem niet berouwen, Ghy zijt Priester in eeuwicheyt, nae de ordeninge Melchizedeks.
5 De Heere is aen uwe rechterhant: hy sal Coningen verslaen ten dage sijnes toorns.
6 Hy sal recht doen onder de heydenen, hy sal ’t vol doode lichamen maken: hy sal verslaen den genen die ’t hooft is over een groot lant.
7 Hy sal op den wech uyt de beke drincken: daerom sal hy het hooft om hooge heffen.