Israëls Beschermer
1 Een lied Hammaälôth.
Die op de Heere vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar blijft in eeuwigheid.
2 Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid.
3 Want de scepter der goddeloosheid zal niet rusten op het lot der rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken tot onrecht.
4 Heere! doe de goeden wel, en hun, die oprecht zijn in hun harten.
5 Maar die zich neigen tot hun kromme wegen, die zal de Heere weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israël zijn!
De vastigheyt der gener die op den Heere vertrouwen: Een gebedt voor de Godtsalige, ende tegen de godtloose.
1 EEn Liedt Hammaaloth. Die op den HEERE vertrouwen, zijn als de bergh Zions, [die ] niet en wankelt, [maer ] blijft in eeuwigheyt.
2 Rontom Ierusalem zijn bergen: alsoo is de HEERE rontom sijn volck, van nu aen tot in der eeuwigheyt.
3 Want de scepter der godtloosheyt en sal niet rusten op het lot der rechtveerdigen: op dat de rechtveerdige hare handen niet uyt en strecken tot onrecht.
4 HEERE, doet den goeden wel, ende den genen die oprecht zijn in hare herten.
5 Maer die haer neygen [tot ] hare kromme wegen, die sal de HEERE wech doen gaen met de werckers der ongerechtigheyt: Vrede sal over Israël zijn.