God bewaart Zijn volk
1 Een pelgrimslied.
Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
vanwaar mijn hulp komen zal.
2 Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
3 Hij zal uw voet niet laten wankelen,
uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4 Zie, de Bewaarder van Israël
zal niet sluimeren of slapen.
5 De HEERE is uw Bewaarder,
de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
6 De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
7 De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
8 De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.
God is de getrouwe Bewaarder van Zijn volk
1 Een lied Hammaälôth.
Ik hef mijn ogen op naar de bergen, van waar mijn hulp komen zal.
2 Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
3 Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4 Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen.
5 De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uw Schaduw, aan uw rechterhand.
6 De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
7 De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren.
8 De Heere zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid.