Uitgenodigd door de Wijsheid
1 De hoogste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd,
Haar zeven pilaren uitgehakt.
2 Zij heeft Haar vee geslacht, Haar wijn gemengd,
ook heeft Zij Haar tafel gereedgemaakt.
3 Zij heeft Haar dienstmeisjes uitgezonden:
Zij roept op de toppen van de hoogten van de stad.
4 Wie is er onverstandig? Laat hij hierheen afwijken.
Wie zonder verstand is, tegen hem zegt Zij:
5 Kom, eet van Mijn brood
en drink van de wijn die Ik gemengd heb.
6 Verlaat de onverstandige dingen en leef,
en begeef u op de weg van het inzicht.
7 Wie een spotter bestraft, laadt schande op zich,
en wie een goddeloze terechtwijst, draagt zijn schandvlek.
8 Wijs een spotter niet terecht, anders zal hij u haten.
Wijs een wijze terecht, en hij zal u liefhebben.
9 Geef onderricht aan een wijze, en hij zal nog wijzer worden,
onderwijs een rechtvaardige, en hij zal inzicht vermeerderen.
10 Het beginsel van wijsheid is de vreze des HEEREN
en de kennis van de heiligen is inzicht.
11 Want door Mij zullen uw dagen talrijk worden,
en zullen jaren van leven u worden toegevoegd.
12 Als u wijs bent, bent u wijs ten bate van uzelf.
Bent u een spotter, dan moet u dat alleen dragen.
13 Vrouwe Dwaasheid is onrustig,
louter onverstand: zij heeft nergens weet van.
14 Zij zit bij de deur van haar huis,
op een troon, op de hoogten van de stad
15 om naar de voorbijgangers op de weg,
die rechtdoor willen gaan, te roepen:
16 Wie ook maar onverstandig is, laat hij van zijn weg hiernaartoe afwijken.
Wie zonder verstand is, tegen hem zegt zij:
17 Gestolen water is zoet,
en in het geheim genuttigd brood is aangenaam.
18 Maar men weet niet dat daar gestorvenen liggen,
haar genodigden liggen in de diepten van het graf.
Het feestmaal der Wijsheid
1 De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd; Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen.
2 Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.
3 Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad;
4 Wie is onverstandig? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:
5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van de wijn, die Ik gemengd heb.
6 Verlaat de onverstandigheden, en leeft; en treedt in de weg van het verstand.
7 Wie de spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die de goddeloze bestraft, zijn schandvlek.
8 Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf de wijze, en hij zal u liefhebben.
9 Leer de wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs de rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen.
10 De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.
11 Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en de jaren des levens zullen u toegedaan worden.
12 Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelf; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
13 Een zotte vrouw is woelig, het onverstand zelf , en weet niet met al.
14 En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad;
15 Om te roepen hen, die op de weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende :
16 Wie is onverstandig? Hij kere zich herwaarts; en tot de verstandeloze zegt zij:
17 De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk.
18 Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.