1 Paulus betuyght dat hy gevangen was om sijne stantvastigheyt in de Leere van de genadige roepinge der Heydenen. 3 welcke hy door bysondere openbaringe Godts hadde. 5 ende dat die in de voorgaende eeuwen den menschen op sulcker wyse noyt en was bekent gemaeckt. 7 Dat hy tot een dienaer des Euangeliums was gestelt, om de selve Leere onder de Heydenen te verkondigen. 10 ende door de Gemeynte de veelvoudige wijsheydt Godts bekent te maken, selfs den Engelen in den hemel. 13 Vermaent haer dat sy in sijne verdruckingen niet en vertragen. 14 ende bidt Godt dat hy haer meer ende meer verstercke. 17 op dat Christus door het geloove in hare herten woone. 18 ende sy de breette, lenghte, diepte, ende hooghte deser genade ende der liefde Christi mogen begrijpen. 20 ende besluyt met eene danck-segginge tot Godt.
1 OM dese oorsaecke [ben ] ick Paulus de gevangen Christi Iesu voor u die ghy Heydenen zijt:
2 Indien ghy maer gehoort hebt van de bedeelinge der genade Godts, die my gegeven is aen u:
3 Dat hy my door openbaringe heeft bekent gemaeckt dese verborgentheyt, (gelijck ick met weynige [woorden ] te voren geschreven hebbe:
4 Waer aen ghy [dit ] lesende condt bemercken mijne wetenschap in dese verborgentheyt Christi.)
5 Welcke in andere eeuwen den kinderen der menschen niet en is bekent gemaeckt, gelijck’se nu is gheopenbaert sijne heylige Apostelen ende Propheten, door den Geest:
6 [Namelijck ] dat de Heydenen zijn mede-erfgenamen, ende van ’t selve lichaem, ende mede deel-genooten sijner belofte in Christo door het Euangelium:
7 Waer van ick een dienaer geworden ben, na de gave der genade Godts, die my gegeven is na de werckinge sijner cracht.
8 My de aller minste van alle de heylige is dese genade gegeven, om onder de Heydenen door het Euangelium te vercondigen den on-naspeurlicken rijckdom Christi,
9 Ende alle te verlichten, [datse mogen verstaen ] welcke de gemeynschap der verborgentheyt zy die van [alle ] eeuwen verborgen is geweest in Gode, welcke alle dingen geschapen heeft door Iesum Christum.
10 Op dat nu door de Gemeynte bekent gemaeckt worde den Overheden ende den Machten inden Hemel de veelvuldige wijsheyt Godts:
11 Na het eeuwige voornemen , dat hy gemaeckt heeft in Christo Iesu onsen Heere:
12 In den welcken wy hebben de vrymoedicheyt, ende den toeganck met vertrouwen door het geloove aen hem.
13 Daerom bidde ick, dat ghy niet en vertraegt in mijne verdruckingen voor u, ’t welck is uwe heerlickheyt.
14 Om dese oorsaecke buyge ick mijne knyen tot den Vader onses Heeren Iesu Christi,
15 Uyt welcken al het geslachte inde hemelen ende op de aerde genaemt wort,
16 Op dat hy u geve, na den rijckdom sijner heerlicheyt, met cracht versterckt te worden door sijnen Geest in den inwendigen mensche:
17 Op dat Christus door het geloove in uwe herten woone, ende ghy in de liefde gewortelt, ende gegrondet zijt:
18 Op dat ghy ten vollen condet begrijpen met alle de heylige, welcke de breedte, ende lenghte, ende diepte, ende hooghte zy,
19 Ende bekennen de liefde Christi, die de kennisse te boven gaet, op dat ghy vervult wort tot alle de volheyt Godts.
20 Hem nu die machtigh is, meer als overvloedelijck te doen boven al dat wy bidden ofte dencken, na de cracht die in ons werckt,
21 Hem, [segge ick ], zy de heerlickheyt in de Gemeynte, door Christum in alle geslachten tot alle eeuwicheyt, Amen.
© © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2024