1 Afkomste Iesu Christi na den vleesche uyt de Voor-vaderen van Abraham af. 18 Sijne ontfanckenisse van den H. Geest ende geboorte uyt de maget Maria. 22 Gelijck voorsegt was door den Propheet.
1 HET boeck des geslachtes IESU CHRISTI, des soons Davids, des soons Abraham s.
2 Abraham gewan Isaac. ende Isaac gewan Iacob. ende Iacob gewan Iudam, ende sijne broeders.
3 Ende Iudas gewan Phares ende Zara by Thamar. ende Phares gewan Esrom. Ende Esrom gewan Aram.
4 Ende Aram gewan Aminadab. ende Aminadab gewan Naasson. ende Naasson gewan Salmon.
5 Ende Salmon gewan Booz by Rachab. ende Booz gewan Obed by Ruth. ende Obed gewan Iesse.
6 Ende Iesse gewan David den Coninck. ende David de Coninck gewan Salomon by de gene die Urias [wijf was geweest ].
7 Ende Salomon gewan Roboam. ende Roboam gewan Abia. ende Abia gewan Asa.
8 Ende Asa gewan Iosaphat. ende Iosaphat gewan Ioram. ende Ioram gewan Oziam.
9 Ende Ozias gewan Ioatham. ende Ioatham gewan Achaz. ende Achaz gewan Ezekiam.
10 Ende Ezekias gewan Manasse. ende Manasse gewan Amon. ende Amon gewan Iosiam.
11 Ende Iosias gewan Iechoniam, ende sijne broeders ontrent de Babylonische overvoeringe.
12 Ende na de Babylonische overvoeringe gewan Iechonias Salathiël. ende Salathiël gewan Zorobabel.
13 Ende Zorobabel gewan Abiud. ende Abiud gewan Eliakim. ende Eliakim gewan Azor.
14 Ende Azor gewan Sadok. ende Sadok gewan Achim. ende Achim gewan Eliud.
15 Ende Eliud gewan Eleazar. ende Eleazar gewan Matthan. ende Matthan gewan Iacob.
16 Ende Iacob gewan Ioseph, den man van Maria, uyt welcke geboren is IESUS, gesegt Christus.
17 Alle de geslachten dan van Abraham tot David [zijn ] veertien geslachten, ende van David tot de Babylonische overvoeringe [zijn ] veertien geslachten, ende van de Babilonische overvoeringe tot Christum [zijn ] veertien geslachten.
18 De geboorte Iesu Christi was nu aldus: Want als Maria sijne moeder met Ioseph ondertrouwt was, eer sy te samen gekomen waren, wiert sy swanger bevonden uyt den heyligen Geest.
19 Ioseph nu haren man, alsoo hy rechtveerdich was, ende haer niet en wilde openbaerlick te schande maken, was van wille haer heymelick te verlaten.
20 Ende alsoo hy dese dingen in den sin hadde, siet de Engel des Heeren verscheen hem inden droom, segghende, Ioseph [ghy ] sone Davids, en zijt niet bevreest Mariam uw’ wijf tot u te nemen. Want het gene in haer ontfangen is, dat is uyt den heyligen Geest.
21 Ende sy sal eenen sone baren, ende ghy sult sijnen Name heeten IESUS. Want hy sal sijn volck salich maken van hare sonden.
22 Ende dit alles is geschiet, op dat vervult soude worden, ’tgene van den Heere gesproken is door den Propheet, seggende,
23 Siet de maget sal swanger worden, ende eenen sone baren, ende ghy sult sijnen Name heeten Emmanuel, het welck is, overgeset zijnde, Godt met ons.
24 Ioseph dan, opgeweckt zijnde van den slaep, dede gelijck de Engel des Heeren hem bevolen hadde, ende heeft sijn wijf tot hem genomen.
25 Ende en bekende haer niet, tot dat sy dese haren eerstgeboren sone gebaert hadde: ende hiet sijnen Name IESUS.
Geslachtsregister van Jezus Christus
1 Het boek van het geslacht van JEZUS CHRISTUS, de Zoon van David, de zoon van Abraham.
2 Abraham gewon Izak, en Izak gewon Jakob, en Jakob gewon Juda, en zijn broeders;
3 En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram;
4 En Aram gewon Aminádab, en Aminádab gewon Nahasson, en Nahasson gewon Salmon;
5 En Salmon gewon Boöz bij Rachab, en Boöz gewon Obed bij Ruth, en Obed gewon Jessai;
6 En Jessai gewon David, de koning; en David, de koning, gewon Sálomon bij haar, die Uria’s vrouw was geweest ;
7 En Sálomon gewon Róboam, en Róboam gewon Abía, en Abía gewon Asa;
8 En Asa gewon Jósafat, en Jósafat gewon Joram, en Joram gewon Ozías;
9 En Ozías gewon Jóatham, en Jóatham gewon Achaz, en Achaz gewon Ezekías;
10 En Ezekías gewon Manasse, en Manasse gewon Amon, en Amon gewon Josías;
11 En Josías gewon Jechónias, en zijn broeders, omtrent de Babylonische wegvoering.
12 En na de Babylonische wegvoering gewon Jechónias Saláthiël, en Saláthiël gewon Zorobábel;
13 En Zorobábel gewon Abiud, en Abiud gewon Eljakim, en Eljakim gewon Azor;
14 En Azor gewon Sadok, en Sadok gewon Achim, en Achim gewon Eliud;
15 En Eliud gewon Eleázar, en Eleázar gewon Matthan, en Matthan gewon Jakob;
16 En Jakob gewon Jozef, de man van Maria, uit wie geboren is JEZUS, genaamd Christus.
17 Al de geslachten dan, van Abraham tot David, zijn veertien geslachten; en van David tot de Babylonische wegvoering, zijn veertien geslachten; en van de Babylonische wegvoering tot Christus, zijn veertien geslachten.
Geboorte van Jezus Christus
18 De geboorte van Jezus Christus was nu aldus; want toen Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, eer zij samengekomen waren, werd zij zwanger bevonden uit de Heilige Geest.
19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet openlijk te schande wilde maken, was van wil haar heimelijk te verlaten.
20 En alzo hij deze dingen in de zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen hem in de droom, zeggende: Jozef, gij zoon van David! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit de Heilige Geest.
21 En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam noemen JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
22 En dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden, hetgeen door de Heere gesproken is, door de profeet, zeggende:
23 Ziet, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuël; dat is, overgezet zijnde, God met ons.
24 Jozef dan, opgewekt zijnde van de slaap, deed, gelijk de engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot zich genomen;
25 En bekende haar niet, totdat zij deze haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en noemde Zijn naam JEZUS.