1 Den Apostel leert dat Christus onvoorsiens sal komen ten oordeele, als een dief in der nacht, ende als de barens-noodt over een vrouwe: 4 Vermaent’se daerom altijt op haer hoede ende nuchteren te zijn. 8 ende gewapent met de borst-wapen des geloofs, ende der liefde, ende met den helm der hope der salicheyt. 12 Bidt dat sy hare voorstanderen in eere sullen houden. 14 ende vermaent’se voorts tot verscheyden Christelijcke deugden. 17 oock tot bidden ende dancken. 19 tot waerneminge des Geests ende der Prophetie, om het goede te behouden. 23 Bidt daer na Godt, dat hy haer onstraffelijck beware tot de komste Christi , met belofte dat hy het oock doen sal. 25 Vermaentse dat sy voor hem bidden, ende malcanderen groeten. 27 ende besweert haer dat dese Send-brief voor allen gelesen worde.
1 MAer vande tijden ende de gelegentheden, broeders, en hebt ghy niet van noode dat men u schrijve.
2 Want ghy wetet selve seer wel, dat de dagh des Heeren also sal komen gelijck een dief in der nacht.
3 Want wanneer sy sullen seggen, Het is vrede, ende sonder gevaer: dan sal een haestigh verderf haer overcomen, gelijck de barens-noodt eene bevruchte [vrouwe ]: ende sy en sullen’t geensins ontvlieden.
4 Maer ghy, broeders, ghy en zijt niet in duysternisse, dat u die dagh als een dief soude bevangen.
5 Ghy zijt alle kinderen des lichts, ende kinderen des daeghs: wy en zijn niet des nachts, noch der duysternisse.
6 So en laet ons dan niet slapen, gelijck als de andere, maer laet ons waken ende nuchteren zijn.
7 Want die slapen, slapen des nachts: ende die droncken zijn, zijn des nachts droncken.
8 Maer wy die des daeghs zijn, laet ons nuchteren zijn, aengedaen hebbende de borst-wapen des geloofs, ende der liefde, ende [tot ] eenen helm, de hope der salicheyt.
9 Want Godt en heeft ons niet gestelt tot toorne, maer tot vercrijginge der salicheyt door onsen Heere Iesum Christum,
10 Die voor ons gestorven is, op dat wy’t zy dat wy waken, ’t zy dat wy slapen, te samen met hem leven souden.
11 Daerom vermaent malcanderen, ende sticht d’een den anderen: gelijck ghy oock doet.
12 Ende wy bidden u, broeders, erkent de gene die onder u arbeyden, ende uwe voorstanders zijn in den Heere, ende u vermanen:
13 Ende acht’se zeer veel in liefde, om hares wercks wille. Zijt vreedsaem onder malcanderen.
14 Ende wy bidden u, broeders, vermaent de ongeregelde, vertroost de cleynmoedige, ondersteunt de swacke, zijt lanckmoedigh tegen alle.
15 Siet dat niemandt quaet voor quaet yemandt en vergelde: maer jaeght alle tijdt het goede na, so tegen malcanderen als tegen alle.
16 Verblijdt u alle tijdt.
17 Biddet sonder ophouden.
18 Danckt [Godt ] in alles. Want dit is de wille Godts in Christo Iesu over u.
19 En bluscht den Geest niet uyt.
20 En veracht de prophetien niet.
21 Beproeft alle dinghen: behoudt het goede.
22 Onthoudt u van allen schijn des quaets.
23 Ende de Godt des vredes selve heylige u geheel en al: ende uwe geheel oprechte geest ende ziele, ende lichaem worde on-berispelijck bewaert in de toekomste onses Heeren Iesu Christi.
24 Hy die u roept is getrouwe, die het oock doen sal.
25 Broeders biddet voor ons.
26 Groetet alle de broeders met eenen heyligen cus.
27 Ick besweere u lieden by den Heere, dat dese Sendbrief alle den heyligen broederen gelesen worde.
28 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u lieden. Amen. De eerste [Sendt-brief ] aen de Thessalonicensen, is geschreven van Athenen.
Eynde van den eersten Sendt-brief Pauli aen de Thessalonicensen .Oproep tot waakzaamheid
1 Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft.
2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht.
3 Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw , en zij zullen het beslist niet ontvluchten.
4 Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen.
5 U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis.
6 Laten wij dan niet, evenals de anderen, slapen, maar laten wij waakzaam en nuchter zijn.
7 Want zij die slapen, slapen 's nachts en zij die dronken zijn, zijn 's nachts dronken.
8 Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, bekleed met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm.
9 Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus,
10 Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem zouden leven.
11 Bemoedig elkaar daarom, en bouw de één de ander op, zoals u trouwens al doet.
Opwekkingen tot geestelijk leven
12 En wij vragen u, broeders, hen te erkennen die onder u arbeiden, u leiding geven in de Heere en u terechtwijzen,
13 en hen uitermate hoog te achten in liefde, om hun werk. Leef in vrede met elkaar.
14 En wij roepen u ertoe op, broeders, hen die ordeloos leven terecht te wijzen, de moedelozen te bemoedigen, de zwakken te ondersteunen, en met allen geduld te hebben.
15 Pas op dat niemand een ander kwaad met kwaad vergeldt, maar jaag altijd het goede na, én voor elkaar én voor allen.
16 Verblijd u altijd.
17 Bid zonder ophouden.
18 Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u.
19 Blus de Geest niet uit.
20 Veracht de profetieën niet.
21 Beproef alle dingen, behoud het goede.
22 Onthoud u van elke vorm van kwaad.
Groet en zegenbede
23 En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus.
24 Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen.
25 Broeders, bid voor ons.
26 Groet alle broeders met een heilige kus.
27 Ik bezweer u bij de Heere dat deze brief aan alle heilige broeders voorgelezen wordt.
28 De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u. Amen.