Laatste vermaningen
1 Dit is de derde maal, dat ik tot u kom; in de mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan.
2 Ik heb het te voren gezegd, en zeg het te voren als tegenwoordig zijnde de tweede maal, en ik schrijf het nu afwezig zijnde aan hen, die tevoren gezondigd hebben, en aan al de anderen, dat, zo ik weer kom, ik hen niet zal sparen;
3 Omdat gij zoekt een proeve van Christus, Die in mij spreekt, Die in u niet zwak is, maar krachtig is onder u.
4 Want hoewel Hij gekruisigd is door zwakheid, zo leeft Hij nochtans door de kracht Gods. Want ook wij zijn zwak in Hem, maar zullen met Hem leven door de kracht Gods in u.
5 Onderzoekt uzelf, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelf. Of kent gij uzelf niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt.
6 Doch ik hoop, dat gij zult verstaan, dat wij niet verwerpelijk zijn.
7 En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd zouden bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen, en wij als verwerpelijk zouden zijn.
8 Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid.
9 Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking.
10 Daarom schrijf ik, afwezig zijnde, deze dingen, opdat ik niet, tegenwoordig zijnde, strengheid zou gebruiken, naar de macht, die mij de Heere gegeven heeft tot opbouwing, en niet tot neerwerping.
11 Voorts, broeders, weest blijde, wordt volmaakt, weest getroost, weest eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.
Groet en zegenbede
12 Groet elkander met een heilige kus. U groeten al de heiligen.
13 De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen.
Laatste vermaningen
1 Dit is de derde maal, dat ik tot u kom; in de mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan.
2 Ik heb het te voren gezegd, en zeg het te voren als tegenwoordig zijnde de tweede maal, en ik schrijf het nu afwezig zijnde aan hen, die tevoren gezondigd hebben, en aan al de anderen, dat, zo ik weer kom, ik hen niet zal sparen;
3 Omdat gij zoekt een proeve van Christus, Die in mij spreekt, Die in u niet zwak is, maar krachtig is onder u.
4 Want hoewel Hij gekruisigd is door zwakheid, zo leeft Hij nochtans door de kracht Gods. Want ook wij zijn zwak in Hem, maar zullen met Hem leven door de kracht Gods in u.
5 Onderzoekt uzelf, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelf. Of kent gij uzelf niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt.
6 Doch ik hoop, dat gij zult verstaan, dat wij niet verwerpelijk zijn.
7 En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd zouden bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen, en wij als verwerpelijk zouden zijn.
8 Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid.
9 Want wij verblijden ons, wanneer wij zwak zijn, en gij sterk zijt. En wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking.
10 Daarom schrijf ik, afwezig zijnde, deze dingen, opdat ik niet, tegenwoordig zijnde, strengheid zou gebruiken, naar de macht, die mij de Heere gegeven heeft tot opbouwing, en niet tot neerwerping.
11 Voorts, broeders, weest blijde, wordt volmaakt, weest getroost, weest eensgezind, leeft in vrede; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.
Groet en zegenbede
12 Groet elkander met een heilige kus. U groeten al de heiligen.
13 De genade van de Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap des Heiligen Geestes, zij met u allen. Amen.