1 Den Apostel vermaent de Thessalonicensen, dat sy voor hem bidden. 3 ende betuyght sijn betrouwen dat haer de Heere sal verstercken. 5 Bidt Godt oock voor haer. 6 ende beveelt dat sy haer ontrecken van een yeder broeder die ongeregelt wandelt. 7 Bewijst met sijn exempel, dat een yegelick moet arbeyden om hem te geneeren. 10 Ofte dat hy andersins niet en moet eten. 13 Vermaent haer datse niet en vertragen in het goet doen. 14 ende dat sy die teeckenen ende straffen, die sijn bevel hier in niet gehoorsaem zijn. 16 Besluyt met de gewoonlicke groete, 17 die hy in alle sijne Sendtbrieven met sijn eygen hant daer by voeght.
1 VOorts, broeders, biddet voor ons, op dat het woort des Heeren [sijnen ] loop hebbe, ende verheerlickt worde gelijck oock by u:
2 Ende op dat wy mogen verlost worden van de ongeschickte ende boose menschen: want het geloove en is niet aller.
3 Maer de Heere is getrouw, die u sal verstercken ende bewaren van den boosen.
4 Ende wy vertrouwen van u in den Heere, dat ghy het gene wy u bevelen, oock doet, ende doen sult.
5 Doch de Heere rechte uwe herten tot de liefde Godts, ende tot de lijdtsaemheyt Christi.
6 Ende wy bevelen u, broeders, in den name onses Heeren Iesu Christi, dat ghy u ontreckt van een yegelick broeder die ongeregelt wandelt, ende niet na de insettinge die hy van ons ontfangen heeft.
7 Want ghy selve weet hoe men ons behoort na te volgen: want wy en hebben ons niet ongeregelt gedragen onder u:
8 Noch wy en hebben geen broot by yemant gegeten voor niet, maer in arbeyt ende moeyte, nacht ende dagh werckende: op dat wy niet yemant van u en souden lastigh zijn:
9 Niet dat wy de macht niet en hebben, maer op dat wy ons selven u geven souden [tot ] een voorbeelt, om ons na te volgen.
10 Want oock doe wy by u waren, hebben wy u dit bevolen, dat soo yemant niet en wil wercken, hy oock niet en ete.
11 Want wy hooren dat sommige onder u ongeregelt wandelen, niet werckende, maer ydele dingen doende.
12 Doch de soodanige bevelen ende vermanen wy door onsen Heere Iesum Christum, dat sy met stilheyt werckende haer eygen broot eten.
13 Ende ghy, broeders, en vertraeght niet in goet te doen.
14 Maer indien yemant onsen woorde door desen brief [geschreven ,] niet gehoor-saem en is, teeckent dien: ende en vermenght u niet met hem, op dat hy beschaemt worde:
15 Ende en houdt [hem ] niet als eenen vyant, maer vermaent [hem ] als eenen broeder.
16 De Heere nu des vredes selve geve u vrede alle tijt, in allerley wijse. De Heere zy met u allen.
17 De groetenisse met mijne hant Pauli, het welck is een teecken in een yeder Sendtbrief: alsoo schrijve ick.
18 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u allen. Amen.
De tweede [Sendtbrief ] aen de Thessalonicensen is geschreven van Athenen.Eynde van den tweeden Sendtbrief PAULI aen de Thessalonicensen .
Verzoek om voorbede
1 Voorts, broeders, bidt voor ons, opdat het Woord des Heeren zijn loop hebbe, en verheerlijkt worde, gelijk ook bij u;
2 En opdat wij mogen verlost worden van de onbehoorlijke en boze mensen; want het geloof is niet aller.
3 Maar de Heere is getrouw, Die u zal versterken en bewaren van de boze.
4 En wij vertrouwen van u in de Heere, dat gij, hetgeen wij u bevelen, ook doet, en doen zult.
5 Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus.
Vermaningen
6 En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van iedere broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft.
7 Want gijzelf weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
8 En wij hebben geen brood bij iemand gegeten voor niet, maar in arbeid en moeite, nacht en dag werkende, opdat wij niet iemand van u zouden lastig zijn;
9 Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelf u geven zouden tot een voorbeeld, om ons na te volgen.
10 Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet zal eten.
11 Want wij horen, dat sommigen onder u ongeregeld wandelen, niet werkende, maar ijdele dingen doende.
12 Doch de zodanigen bevelen en vermanen wij door onze Heere Jezus Christus, dat zij met stilheid werkende, hun eigen brood eten.
13 En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen.
14 Maar indien iemand ons woord, door deze brief geschreven , niet gehoorzaam is, tekent die; en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde;
15 En houdt hem niet als een vijand, maar vermaant hem als een broeder.
16 De Heere nu des vredes Zelf geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze. De Heere zij met u allen.
17 De groetenis met mijn hand, van Paulus; hetwelk is een teken in iedere zendbrief; alzo schrijf ik.
18 De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.