1 Den Apostel komt voorder tot den schuldigen plicht der kinderen tegen hare ouders. 4 ende der vaders tegen hare kinderen. 5 daer na der dienstknechten tegen hare heeren. 9 ende der heeren tegen hare dienstknechten. 10 Vermaent haer ten laetsten in ’t gemeyn sterck te zijn in den Heere. 11 ende beschrijft de listigheyt ende macht des satans, daer sy den strijt tegen hebben. 13 Wapent haer tegen deselve met de gantsche rustinge Godts, die hy in alle deelen verhaelt. 18 Vermaent haer daer beneven tot geduerigh bidden. 19 ende dat oock voor hem, op dat hy in sijne banden het Euangelium vrymoedelick mach spreken. 21 Betuyght dat hy daerom Tychicum tot haer sendt, om haer van sijne gelegentheyt in alles kennisse te doen. 23 ende besluyt den brief met eenen wensch tot vrede, liefde, met geloove ende genade.
1 GHy kinderen zijt uwen ouderen gehoorsaem in den Heere: want dat is recht.
2 Eert uwen vader, ende moeder, (het welck het eerste gebodt is met een belofte)
3 Op dat het u wel ga, ende [dat ] ghy lange leeft op de aerde.
4 Ende ghy vaders en verweckt uwe kinderen niet tot toorne, maer voedtse op in de leeringe ende vermaninge des Heeren.
5 Ghy dienstknechten zijt gehoorsaem [uwen ] heeren na den vleesche, met vreese ende beven, in eenvoudigheyt uwes herten, gelijck als Christo:
6 Niet na oogendienst, als menschenbehagers, maer als dienstknechten Christi, doende den wille Godts van herten.
7 Dienende met goetwilligheyt den Heere, ende niet den menschen:
8 Wetende dat soo wat goet een yegelick gedaen sal hebben, hy dat selve van den Heere sal ontfangen, het zy dienstknecht, het zy vrije.
9 Ende ghy heeren doet het selve by haer, nalatende de dreyginge: als die wetet dat oock uw’ selfs Heere in de hemelen is, ende [dat ] geen aenneminge des persoons by hem en is.
10 Voorders, mijne broeders, wordet krachtigh in den Heere, ende in de sterckte sijner macht.
11 Doet aen de geheele wapenrustinge Godts, op dat ghy konnet staen tegen de listige omleydingen des duyvels.
12 Want wy en hebben den strijt niet tegen vleesch ende bloet, maer tegen de overheden, tegen de machten, tegen de gewelthebbers der werelt, der duysternisse deser eeuwe, tegen de geestelicke boosheden in de lucht.
13 Daerom neemt aen de geheele wapenrustinge Godts, op dat ghy konnet wederstaen in den boosen dagh, ende alles verricht hebbende, staende blijven.
14 Staet dan, uwe lenden omgegordt hebbende met de waerheyt, ende aengedaen hebbende de borstwapen der gerechtigheyt:
15 Ende de voeten geschoeyt hebbende met bereytheyt des Euangeliums des vredes.
16 Boven al aengenomen hebbende den schildt des geloofs, met welcken ghy alle de vyerige pijlen des boosen sult konnen uytblusschen:
17 Ende neemt den helm der saligheyt, ende het sweert des Geests, het welck is Godts woort:
18 Met alle biddinge ende smeeckinge, biddende tot aller tijt in den geest, ende tot het selve wakende met alle geduerigheyt ende smeeckinge voor alle de heylige:
19 Ende voor my, op dat my het woort gegeven worde in de openinge mijns monts met vrymoedigheyt, om de verborgenheyt des Euangeliums bekent te maken,
20 Waer over ick een gesante ben in een keten, op dat ick in’t selve vrymoedelick mach spreken, gelijck my betaemt te spreken.
21 Ende op dat oock ghy mooght weten het gene my aengaet, [ende ] wat ick doe, [dat ] alles sal u Tychicus de geliefde broeder ende getrouwe dienaer in den Heere bekent maken:
22 Den welcken ick tot dien selven eynde tot u gesonden hebbe, op dat ghy onse saken soudet weten, ende hy uwe herten soude vertroosten.
23 Vrede zy den broederen, ende liefde met geloove, van Godt den Vader, ende den Heere Iesu Christo.
24 De genade [zy ] met alle de gene die onsen Heere Iesum Christum lief hebben in onverderflickheyt. Amen.
Aen die van Ephesen geschreven van Roomen [ende gesonden ] door Tychicum.Eynde van den Sendtbrief PAULI aen die van Ephesen .
Kinderen en ouders
1 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist.
2 Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte),
3 opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde.
4 En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.
Slaven en heren
5 Slaven, wees, evenals aan Christus, gehoorzaam aan uw heer naar het vlees, met vrees en beven, oprecht van hart,
6 niet met ogendienst, als mensenbehagers, maar als slaven van Christus; doe zo van harte de wil van God,
7 en dien met bereidwilligheid de Heere en niet de mensen.
8 U weet immers dat wat ieder aan goeds gedaan heeft, hij dat van de Heere terug zal krijgen, hetzij slaaf, hetzij vrije.
9 En heren, doe hetzelfde bij hen; laat het dreigen achterwege. U weet toch dat ook uw Heere in de hemelen is en dat er bij Hem geen aanzien des persoons is.
De geestelijke wapenrusting
10 Verder, mijn broeders, word gesterkt in de Heere en in de sterkte van Zijn macht.
11 Bekleed u met de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listige verleidingen van de duivel.
12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.
13 Neem daarom de hele wapenrusting van God aan, opdat u weerstand kunt bieden op de dag van het kwaad, en na alles gedaan te hebben, stand kunt houden.
14 Houd dan stand, uw middel omgord met de waarheid, en bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid,
15 en de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede.
16 Neem bovenal het schild van het geloof op, waarmee u alle vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen.
17 En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,
18 terwijl u bij elke gelegenheid met alle gebed en smeking bidt in de Geest en daarin waakzaam bent met alle volharding en smeking voor alle heiligen.
19 Bid ook voor mij, opdat mij het woord gegeven wordt bij het openen van mijn mond, om met vrijmoedigheid het geheimenis van het Evangelie bekend te maken,
20 waarvan ik een gezant ben in ketenen, opdat ik daarin vrijmoedig mag spreken, zoals ik moet spreken.
Mededeling en zegenbede
21 En opdat ook u weet hoe het met mij gaat en wat ik doe, zal Tychikus, de geliefde broeder en trouwe dienaar in de Heere, u dat allemaal bekendmaken.
22 Met dat doel heb ik hem naar u toe gestuurd, opdat u onze omstandigheden zou kennen en hij uw hart zou vertroosten.
23 Vrede zij de broeders, en liefde met geloof, van God de Vader en van de Heere Jezus Christus.
24 De genade zij met allen die onze Heere Jezus Christus in onvergankelijkheid liefhebben. Amen.