1 Den Apostel om te toonen de grootte der weldaet, die ons Godt doet in onse wederoprechtinge, verhaelt den elendigen staet, uyt welcken wy verlost zijn. 4 ende verklaert dat hy uyt enckele genade, doe wy doot waren in onse sonden, ons levendigh heeft gemaeckt met Christo , ende in den hemel met hem geset. 8 Dat wy dan saligh zijn geworden door het geloove, niet uyt de wercken. 10 maer dat ons Godt in Christo tot goede wercken heeft geschapen. 11 Betuyght voorder dat de Heydenen buyten het verbont Godts waren, ende sonder hope van saligheyt. 13 maer nu in Christo , die den scheytmuer wech genomen heeft ende de wet der insettingen, medegenooten deser genade waren geworden. 17 Waerom beyde Heydenen ende Ioden, door het Euangelium worden geroepen, ende door eenen Geest toegangh hebben tot Godt. 19 Waer door hy besluyt dat sy dan te samen gebouwt zijn op het fondament der Propheten ende der Apostelen, wiens hoecksteen is Christus . 21 ende dat tot eenen tempel ende woonstede Godts.
1 ENde u [heeft hy mede levendigh gemaeckt ] daer ghy doot waert door de misdaden ende de sonden,
2 In welcke ghy eertijts gewandelt hebt, na de eeuwe deser werelt, na den Oversten der macht des luchts, des geests die nu werckt in de kinderen der ongehoorsaemheyt.
3 Onder dewelcke oock wy alle eertijts verkeert hebben in de begeerlickheden onses vleeschs, doende den wille des vleeschs ende der gedachten: ende wy waren van nature kinderen des toorns, gelijck oock de andere.
4 Maer Godt die rijck is in barmhertigheyt, door sijne groote liefde daer mede hy ons lief gehadt heeft,
5 Oock doe wy doot waren door de misdaden, heeft [ons ] levendigh gemaeckt met Christo: ( uyt genade zijt ghy saligh geworden.)
6 Ende heeft [ons ] mede opgeweckt, ende heeft [ons ] mede geset in den hemel in Christo Iesu.
7 Op dat hy soude betoonen in de toekomende eeuwen den uytnemenden rijckdom sijner genade, door de goedertierenheyt over ons in Christo Iesu.
8 Want uyt genade zijt ghy saligh geworden door het geloove: ende dat niet uyt u: het is Godts gave.
9 Niet uyt de wercken: op dat niemant en roeme.
10 Want wy zijn sijn maecksel, geschapen in Christo Iesu tot goede wercken, welcke Godt voorbereyt heeft, op dat wy in deselve souden wandelen.
11 Daerom gedenckt dat ghy die eertijts Heydenen waert in het vleesch, ende die voorhuydt genaemt wiert van de gene die genaemt zijn besnijdenisse in ’t vleesch, die met handen geschiet:
12 Dat ghy in dien tijt waert sonder Christo, vervreemt van het burgerschap Israëls, ende vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hope hebbende, ende sonder Godt in de werelt.
13 Maer nu in Christo Iesu, ghy die eertijts verre waert, zijt na by geworden door het bloet Christi.
14 Want hy is onse vrede, die dese beyde een gemaeckt heeft, ende den middelmuer des afscheytsels gebroken hebbende,
15 Heeft hy de vyantschap, in sijn vleesch te niete gemaeckt, [namelick ] de wet der geboden in insettingen [bestaende :] op dat hy die twee soude in hemselven tot eenen nieuwen mensche scheppen, vrede makende:
16 Ende [op dat ] hy die beyde met Godt soude in een lichaem versoenen door het kruyce, de vyantschap aen het selve gedoot hebbende.
17 Ende komende heeft hy door het Euangelium vrede verkondight u die verre waert, ende dien die na by waren.
18 Want door hem hebben wy beyde den toegangh door eenen Geest tot den Vader.
19 Soo een zijt ghy dan niet meer vreemdelingen ende bywooners, maer medeburgers der heyligen, ende huysgenooten Godts:
20 Gebouwt op het fondament der Apostelen ende Propheten, waer van Iesus Christus is den uytersten hoecksteen:
21 Op welcken het geheel gebouw bequamelick t’samen gevoeght zijnde, opwast tot eenen heyligen tempel in den Heere.
22 Op welcken oock ghy mede gebouwt wort tot een woonstede Godts in den Geest.
Uit genade zalig
1 Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt , u die dood was door de overtredingen en de zonden,
2 waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig de leefwijze van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid,
3 onder wie ook wij allen voorheen verkeerden, in de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen.
4 Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft,
5 ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden –
6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus,
7 opdat Hij in de komende eeuwen de allesovertreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God;
9 niet uit werken, opdat niemand zou roemen.
10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen , die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Jood en heiden één in Christus
11 Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt,
12 dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld.
13 Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen.
14 Want Hij is onze vrede, Die beiden één gemaakt heeft. En door de tussenmuur, die scheiding maakte, af te breken,
15 heeft Hij de vijandschap in Zijn vlees tenietgedaan, namelijk de wet van de geboden, die uit bepalingen bestond , opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken,
16 en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.
17 En bij Zijn komst heeft Hij door het Evangelie vrede verkondigd aan u die veraf was, en aan hen die dichtbij waren.
18 Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader.
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is,
21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere;
22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.