In een eerder nummer van Met Andere Woorden hebben we een korte schets gegeven van het leven van Theodore Haak, die aan het begin van de zeventiende eeuw vanuit het woelige Rijnland naar Engeland emigreerde en die tijdens zijn lange leven een zekere bekendheid genoot vanwege zijn correspondentie met vele geleerden, zijn diplomatieke reizen naar het vasteland van Europa en niet in het minst vanwege zijn vele vertaalwerk, waaronder de Statenvertaling in het Engels van 1645-1657.

De Geneefse bijbel in Engeland

Dat Haak op verzoek van een aantal gerespecteerde theologen en met toestemming van de Engelse overheden in 1645 met het vertalen van de Statenbijbel in het Engels kon beginnen, valt alleen maar te verklaren uit de kerkelijke en politieke ontwikkelingen van die jaren.

Men diene te beseffen dat tot aan het verschijnen van de King James bijbel (KJB) de Geneefse bijbel een van de meest geliefde bijbels in Engeland was. In 1560 zag de eerste volledige Engelse vertaling ervan her licht. Tot 1611 beleefde die wel 90 drukken, en het laatste jaar waarin de Geneefse bijbel in het Engels gedrukt werd, was 1644!1

Zo geliefd en gezocht als ze was bij de hervormingsgezinden in Engeland, zo afkerig van haar waren de burgerlijke en kerkelijke overheden. Het grootste verzet was gericht tegen de noten van de Geneefse bijbel.2 Volgens de woorden van Koning James I zelf waren de kanttekeningen van die bijbel ‘very partial, untrue, seditious and savouring too much of dangerous and traitorous conceits’. Getrouwe bijbellezers en overtuigde hervormingsgezinden konden ze al te gemakkelijk gebruiken om koningen en overheden te toetsen op hun bestrijding van de afgoderij (het pausdom) en op hun verdediging van de ware godsdienst (het calvinisme). Vandaar dat King James de Geneefse bijbel beschouwde als bijna de slechtste vertaling die er was.

Begrijpelijkerwijs mocht de bijbel die onder zijn auspiciën in 1611 verscheen, geen enkele kanttekening bevatten.3 Pas toen Cromwell in zijn strijd tegen de latere koning Karel de overhand kreeg en in 1640 het monopolie van het drukken van bijbels onder vuur kwam te liggen, werd de roep om verklarende noten almaar groter.

De oprichting van een commissie om de Geneefse kanttekeningen te bewerken en opnieuw uit te geven, en het verzoek aan Haak om de Statenbijbel met zijn kanttekeningen te vertalen, zijn dan ook niet uit de lucht komen vallen.4 Juist omdat de noten van de Geneefse bijbel zo omstreden waren, de kanttekeningen van de Statenvertalers daarentegen een minder politiek geladen strekking vertoonden, waren de omstandigheden voor een vertaling ervan gunstig en leek de opdracht aan een bekwaam persoon alleszins uitvoerbaar.

De eerste bijbelse vertaalarbeid van 1645-1648

Toen het verzoek van de Westminster Assembly Haak in 1645 bereikte, reageerde hij bepaald niet geestdriftig. In het voorwoord op de vertaling A plain and true Narrative touching the late Version of the Bible enz. schrijft hij dat er nogal wat druk op hem uitgeoefend werd. Twee niet onbelangrijke leden van de Provincial Synode of London werden naar hem afgevaardigd om hem persoonlijk over te halen. Hij noemt zichzelf ’the painfull Undertaker’ die maar zweeg over de talloze ongemakken en tegenslagen die nu eenmaal zo’n werk eigen zijn.

En in een brief aan John Pell van 16 juni 1657 lucht hij terugblikkend zijn hart met de opmerking dat het een buitengewoon zwaar karwei was geweest, dat hij zoiets nooit meer hoopte te moeten doen, en dat hij gedurende het hele project weinig aanmoediging had ondervonden en nog minder beloning, ondanks de algemene wens naar zo’n vertaling.5

Na 1648 was het parlement te veel verwikkeld in de kwestie van de monarchie en het opstellen van een nieuwe constitutie om zich nog intensief met die ‘recommendation’ van het twintigtal ‘divines’ te kunnen bezighouden. Van het House of Lords, waarvan in 1646 slechts 18 leden aanwezig waren, verkreeg hij het recht om gedurende een periode van veertien jaar gerekend vanaf het jaar van de opdrachtgeving (!) zijn vertaling te drukken en te verkopen. Bovendien werd er een commissie van twintig personen ingesteld die zijn werk moest controleren voordat het naar de drukker ging.

Inmiddels was Haak al begonnen en in het voorjaar van 1648 tot 1 Koningen gevorderd toen hij door vermelde commissie en andere geïnteresseerde personen werd teruggefloten. Haak beklaagt zich erover dat hij ten gevolge van de maatschappelijke en politieke verwarring toch al niet de geschikte hulpmiddelen en helpers had verkregen die voor dit algemeen aangeprezen werk vereist waren, en dat hij nu ook nog gedwongen werd ’to change the way and method formerly approved of, and to begin quite new’.

Wat de kritiek precies is geweest, wordt jammer genoeg niet vermeld. Haak had zich tot dan toe strikt gehouden aan de manier waarop de Statenvertaling was afgedrukt: de bijbeltekst in twee kolommen met in de marge a) de kanttekeningen in kleiner lettertype en aangegeven door cijfers, en b) de verwijzingen naar parallelle teksten aangegeven door letters. Maar uit de editie van 1657 valt af te leiden dat de commissieleden een uitvoering hebben gewenst waarin de kanttekeningen tussen vierkante haken onmiddellijk zouden worden opgenomen achter de desbetreffende bijbeltekst die cursief moest worden afgedrukt. De parallelteksten moesten komen te vervallen.

In het al eerder vermelde voorwoord geeft Haak zelf twee redenen aan. De eerste reden om het zo te doen was de lezer te dienen die zijn ogen niet meer hoefde te laten gaan van de tekst naar in de marge aangebrachte kanttekeningen en vice versa en die op deze manier tekst en commentaar als een geheel kon lezen. De tweede en voornaamste was dat naar het oordeel van de ‘divines’ en ook van Haak zelf de kanttekeningen van de Nederlandse theologen een wezenlijk onderdeel uitmaakten van hun vertaalaanpak. Ze waren zozeer toegesneden op de tekst dat zonder deze de kanttekeningen niet begrepen konden worden, ja zelfs verminkt zouden overkomen.

Het is dus vrijwel zeker dat niet zijn vertaalwerk als zodanig onder kritiek stond. Wel moet deze opgelegde wijziging Haak veel tijd en inspanning gekost hebben. De pijn werd voor hem enigszins verzacht doordat the House of Lords op 30 maart 1648 besloot het privilege van 14 jaar voor hem nu te laten ingaan vanaf de datum van verschijnen!6 Of om het met hun eigen woorden te zeggen: ‘for the Encouragement of the Undertaker thereof’. Een boete van £1000,- werd opgelegd aan iedereen die dit privilege zou schenden.

Het werk hervat en voltooid, 1655-1657

Vanaf 1649 kwam het vertalen van de Statenbijbel vrijwel stil te liggen. Haaks aandacht cn tijd werden hoe langer hoe meer opgeëist door correspondentiewerk ten behoeve van het Engelse Parlement en van koning Karel Ludwig, die zich ten zeerste inzette voor het herstel van het Rijnland en de heropening van de universiteit in Heidelberg (november 1652). En vanaf 1653 raakte hij meer en meer betrokken bij John Pell’s missie naar de protestantse kantons van Zwitserland in opdracht van de Engelse regering. Niet alleen zorgde hij ervoor dat Pell met deze missie belast werd, hij maakte ook de benodigde reispapieren in orde. Verder regelde hij enkele jaren lang voor Pell en diens vrouw bankzaken, het overmaken van geld en het sturen van boeken.

Pas in mei 1655 hervatte hij na een lange onderbreking zijn vertaalarbeid. Hij had er nog steeds spijt van deze opdracht te hebben aanvaard, maar hij was nu vastbesloten deze taak tot een goed einde te brengen en had daartoe twee helpers aangetrokken. Zijn huwelijk, een jaar later, met Elizabeth Genue, lijkt meer uit praktische overwegingen te zijn voortgekomen dan uitgevoelens van liefde. Zelf schrijft Haak aan Pell daarover: ‘And whilest I was very intern and taken up with the toil of it (= de vertaling van de Statenvertaling), it pleased God to look out for a Nurse for me, which though in some sort it may seem rather to encrease crouble, in other and more regards, I trust in God, it will proove comfortable.’

In mei 1657 kon hij zijn vertaalarbeid voltooien en de tekst in augustus laten drukken.

Wanneer we datgene wat Haak vertaald heeft, vergelijken met de inhoud van de Statenbijbel, dan zien we dat hij het volgende heeft weggelaten:

  1. het privilege, geschonken aan de Weduwe cn de Erfgenamen van wijlen Hillebrant Jacobsz van Wouw;
  2. de Acte van Authorisatie, getekend door Barent Langenes;
  3. het Register des Ouden Testaments;
  4. het Register des Nieuwen Testaments;
  5. Vermaninghe tot Ondcrsoeck ende Betrachtingc der H. Schrift, bestaande uit 8 citaten uit het oude en nieuwe testament;
  6. De Apocryphe Boecken en de daaraan voorafgaande Waerschouwinge aen de leners van de Apocryphe boecken;
  7. de kaarten, vier in het oude testament, en twee in het nieuwe testament;7
  8. de in de kanttekeningen met letters aangegeven Loca parallela ofte gelijck-luydende plaetsen.

Het lag geheel in de lijn van de aan Haak verstrekte opdracht dat hij al deze onderdelen niet meevertaalde. Het ging in wezen immers om de vertaling van de kanttekeningen. En die waren zozeer verweven met de tekst van de bijbel, dat vertaling van de laatste niet gemist kon worden zonder kwalijke gevolgen voor een goed begrip van de eerste! Al het andere kon gevoeglijk worden weggelaten. Dat gold in het bijzonder voor de Apocryphe Boecken die toch al niet geannoteerd waren.

Twee voorbeelden van Haaks aanpak

Om nu te illustreren hoe Haak te werk is gegaan, drukken we hier in 2 kolommen de tekst van Genesis 11 vers 1 en Psalm 2 vers 1 af, beide met de aan de tekst voorafgaande samenvatting. In de eerste kolom de tekst van de Statenvertaling (1ste druk 1637) de kanttekeningen, en in de tweede kolom de Engelse vertaling van Haak. Haaks vertaling van Genesis 11:1 zal uit het jaar 1645 stammen, toen hij na veel aandringen met zijn werk begon; die van Psalm 2:1 uit ongeveer 1655, toen hij na een oponthoud van ongeveer zeven jaar weer met grote zelftucht en strakke aanpak het vertaalwerk hervatte.

Statenvertaling + kanttekeningenVertaling van Haak
Genesis, Het xj. Capittel.
Alle menschen hadden tot deser fijt toe eenerley sprake/ v.t. De kinderen der menschen bestaen eene Stade/ met tenen seer hoogen Toren uyt enckele trotsheyt te bouwen/ 3. Gods belet haer werck door verdeylinge der spraken/ ende verstroytse van malkanderen door de werelt/ 6. Babel bekomt daarvan den name/ 9. Sems nakomelingen tot op Abraham/ 10. die met sijnen vader/ Sarai/ ende Lot/ weckt uyt Ur der Chaldeen nae Haran/ 29.
Genesis. Chap. Xl.
All men hitherto had but one language, v.1. The children of men undertake, of meer presumption, to build a City, with an exceeding high Tower, 3. God hinders their progress, by dividing their language, and scattereth them by that means abroad, throughout the World, 6. Babel retains the name thereof, 9. Sems posterity unto Abraham, 10. Who, together with his Father, with Sarai and Lot, departs from Ur of the Chaldeans, to Haran, 29.
1 Ende [1]de gantsche aerde was [2]van eenerley [3]sprake/ ende eenerley woorden.
[1] Alle inwoonders der aerde/ voor ende na den Suntvloet/ tot dat dese verdeylinge der spraken geschiet is.
[2] Het wort daer voor gehouden/ dat dit de Hebreeusche sprake (die haren naam heeft van Heber) geweest zij: onder anderen daerom, dat de eygene namen der eersten menschen van Hebreeuschen oorspronck zijn/ als Adam, Heva, Kain, Habel, &c.
[3] Hebr. Lippe, alsoo in ’t volgende.
1. And all the Earth [All the inhabitants of the earth, before and after the Flood, untill this division of languages happencid] was of one language, [Heb. lip: and so in the sequel. And this language is supposed co have been the Hebrew (which hath its name since of Heber (it having continued in his posterity) among other reasons therefore, that the proper names of the first men, are of the Hebrew original and Etymology, as Adam, Heva, Kain, Abel, &c.] and of one sort of words.
Statenvertaling + kanttekeningenVertaling van Haak
Psalm ij
Prophetye van het Coninckrijck des Messie/ onses Heeren jesu Christi: met een eernstich bevel aen de Coningen ende Regenten der aerde/ datse sich desen Coninck met gehoorsaemheyt sullen onderwerpen.
Psalm II.
A Prophecy concerning the Kingdom of the Messia, our LORD Jesus Christ: together with an earnest charge, and summons to all the Kings and Rulers of the earth, for the submitting of thernselves unto this King with all obedienee.
1 [a] Waarom [1]woeden de [2]heydenen/ ende bedenken de volcken [3]ydelheyt?
[a] Actor. 4:25
[1] Ofte/ woelen, rasen, rotten, loopen oproerichlick t’samen. Het Hebr. woort kan hebben de beteeckeninge van/ bij een komen, conventiculen houden, ende oock/ woelen, rumoerich, oproerich zijn, als afgenomen wort uyt Psal. 55.15 ende 64.3. Dan.6.7.
[2] Ofte/ natien, soo Joden als Heydenen. Siet Act. 4.27.
[3] Vergeefsche aenslagen/ waermede sy den raedt Gods niet konnen breken/ ende haer selven in perijckel van verderf brengen.
Why do the Heathen [Or, Nations, both Jews and Gentiles, see Acts, 4.v.27.] rage, [Or, stir, make commotions, insurrections, run tumultuously together. The Hebrew word can be taken for, gathering together, meeting in assemblies, keeping of conventicles; and likewise for, raging, being turbulent and tumultuous; as is to be gathered by Psal. 55.15 & 64.v.3. Dan. 6.7.] and the Nations meditate vaniity? [i.e. vain and frivolous projects, whereby they shall not be able to frustrate the counsell of God, but bring themselves, and run into the danger of their own destruction.]

Uit het bovenstaande valt op te maken:

  • dat verwijzingen naar parallelteksten inderdaad zijn weggelaten;
  • dat om reden van de van het Nederlands verschillende opbouw van de Engelse zinnen ook de kanttekeningen in een afwijkende volgorde zijn opgenomen;
  • dat om het onderscheid tussen bijbeltekst en kanttekeningen te markeren de eerste weliswaar cursief en de laatste in Romein wordt afgedrukt, maar dat binnen de kanttekeningen weer zoveel van cursief gebruik wordt gemaakt dat nogal eens afbreuk wordt gedaan aan het bedoelde verschil;
  • dat Haak (of zijn helpers) niet altijd de neiging tot uitbreiding of verduidelijking hebben kunnen onderdrukken zoals onder andere blijkt uit ‘it having continued in his posterity’, ‘Etymology’, ‘and summons’, ‘frivolous’, ‘run’.

Het was om de kanttekeningen begonnen!

Aangezien het als gevolg van de notenloze King James bijbel en van de gewraakte noten van de Geneefse bijbel, het vooral Haaks taak was om de kanttekeningen van de Statenvertaling in het Engels te vertalen, laten wij hier de tekst volgen van Romeinen 3:24 met kanttekening 47. Deze kanttekening is een hoogstandje van calvinistische theologie en moet Haak als geboren calvinist en geschoold op de universiteiten in Heidelberg, Oxford, Cambridge en Leiden, bepaald niet vreemd zijn geweest.

Statenvertaling + kanttekeningenHaak
Romeinen 3:24
ende worden om niet gerechrveerdigt/ uyt sijne genade/ door de verlossinge die in Christo Jesu is.
kanttekening 47:
Van hier voort beschrijft den Apostel alle de oorsaecken ende eygenschappen van de rechtveerdighmakinge des geloofs/ die ons inden Evangelio geopenbaert is. De opperste oorsaecke dan is de onverdiende genade Godts/ de bewegende ende verdienende oorsaecke is de versoeninge ende verlossinge door Christum geschiet: het middel/ waer door ons die wort toegerekent/ is het geloove inden bloede Christi: het eynde is de betooninge van Godts gerechtigheyt/ ende de vergevinge der sonden. De eygenschap is/ dat alle roem des menschen voor Godt hier door wort uytgesloten/ ende dat de selve geopenbaert is/ niet alleen voor de Joden/ maer oock voor de Heydenen.
From hence forward the Apostle discribes all the causes, and properties of the justification of faith, which is revealed to us in the Gospel. The supream cause therefore is the undeserved grace of God, the moving and meritorious cause, is the reconciliation and redemption made by Christ: the means whereby that is imputed to us, is faith in Christs blood: the end is the shewing forth of Gods righteousness, and the forgiveness of sins. The propertie is, that all boasting of man before God is hereby excluded, and that the same is revealed not only for the Jews but also for the Gentiles.

Waardering en invloed

Dat Haak dit gigantische werk heeft kunnen voltooien, moet grote bewondering bij vele hervormingsgezinden in Engeland hebben afgedwongen, zeker bij de kleine groep die daar zelf bij de Engelse overheid op had aangedrongen. De Lord Protector echter, Cromwell, aan wie Haak zijn vertaling overigens in verheven woorden had aangeboden, was minder onder de indruk. Volgens H.L. Benthem kon die alleen maar spot opbrengen voor iemand die zich met zo’n vertaalproject jarenlang had beziggehouden.8 Die waardering schijnt overigens wederzijds te zijn geweest, want dezelfde auteur schrijft ook nog dat Cromwell door Haak als een atheïst werd beschouwd waarschijnlijk omdat hij in 1652 een oorlog tegen de Republiek begon. De hoop van Haak zelf en die van zijn calvinistische vrienden dat Cromwell met deze vertaling als leidraad de burgerlijke en kerkelijke samenleving zou hervormen, is niet in vervulling gegaan. Evenmin bespeurt men iets van een uitwerking door deze vertaling op het gebruik en de uitleg van de bijbel in de Anglicaanse Kerk. Van een herdruk is dan ook geen sprake geweest, en ook in Nederland heeft de bijbelse vertaalarbeid van Haak bepaald geen opzien gebaard.

Theodore Haak was weliswaar geen briljante geleerde met originele ideeën, maar wel een breed ontwikkeld man, die vanuit een diep geworteld calvinistisch geloof openstond voor alles wat zich in zijn tijd voordeed. Het reilen en zeilen van kerk en samenleving ging hem zeer ter harte, en gedreven door zijn oprechte verwachting van echte maatschappelijke veranderingen op bijbelse grondslag heeft hij een prestatie van formaat geleverd: de vertaling van de Statenvertaling met haar kanttekeningen in het Engels.

Het volgende deel in deze serie gaat in op Franse en Duitse vertalingen.


De heer A.W.G. Jaakke was vertaler bij het Nederlands Bijbelgenootschap. Hij heeft meegewerkt aan het nieuwe testament in omgangstaal Groot Nieuws voor U (1972), aan de complete bijbel in omgangstaal Groot Nieuws Bijbel (1983) en aan de Startbijbel, een bijbelvertaling uit de grondteksten voor kinderen vanaf negen jaar (1989). Daarnaast publiceert de heer Jaakke regelmatig over de geschiedenis van het bijbelvertalen, over bijbel. vertalingen en over (bijbel)vertaalproblemen.


Bronvermelding

A.W.G. Jaakke, ‘Ver over de grenzen II. De invloed van de Statenvertaling in het buitenland’ in: Met Andere Woorden 15/1 (maart 1996), 14-23.

 

  1. Een heel verschil dus met de Deux Aes-bijbel (in zekere zin de Geneefse bijbel in Nederland). die voorzover bekend na het verschijnen van de Statenvertaling in 1637 niet meer ter perse is gelegd. ↩︎
  2. Zie Christopher Hill, The English Bible and the seventeenth-century Revolution, London 1993, pp. 47-78. ↩︎
  3. Des te opmerkelijker is het dat in het woord vooraf op de KJB alle veertien citaten uit de H. Schrift genomen zijn uit de Geneefse bijbel! Een welhaast verholen eerbetoon van de vertalers aan deze vertaling? ↩︎
  4. Zie ‘Ver over de grenzen’ I, pp. 2-3. ↩︎
  5. In de beschrijving van Haaks vertaling door T.H. Darlow & H.F. Moule, Historical Catalogue of the printed editions of Holy Scripture, London 1903, pp. 213-214, wordt vermeid dat het Parlement Haak ‘a pension of £ 100 a year’ in het vooruitzicht stelde. (Zo ook de Revised and Expanded Edition. London Ncw York. 1968.) In de biografie daarentegen van Pamela R. Barnett, Theodore Haak, F.R.S. (1605-1690), ‘s-Gravenhage 1962, is van een dergelijke beloning niets te vinden. ↩︎
  6. Pamela R. Barnett, a.w., pp. 74-75. ↩︎
  7. Heel opvallend is dat Pamela Barnett o.c. op bladzijde 116 spreekt van 4 kaarten: de woestijntocht Jeruzalem, het H. Land en de reizen van Paulus. Het ontbreken van deze kaarten in het werk van Haak zou ter sprake gekomen zijn in een briefwisseling tussen Hartlib en Worthington in 1661. Bij mijn weten echter is een set van 6 kaarten altijd gebruikelijk geweest behalve de 4 al eerder genoemde kaarten ook nog de wereldkaart en de paradijskaart. Misschien was er ook toen al sprake van ‘verzamelaars’ die deze kaarten uit de bijbels wegsneden. ↩︎
  8. H.L. Benthem, Engländischer Kirch- und Schulen-staat, Lüneberg 1694, p. 56 e.v. ↩︎