De Coninginne van Scheba besoeckt Salomo, om sijne wijsheyt te hooren, v. 1, etc. daer over sy haer seer verwondert, 3. ende ver-eert hem met geschencken, 9. krijcht oock geschencken van Salomo, ende keert weder nae huys, 12. Salomons gout, ende incomen, 13. Sijne rondassen, ende schilden, 15. elpenbeenen throon, 17. gouden vaten, 20. hoe hy vereert wort vande naburige Coningen, 23. Sijne macht, ende rijckdom, 25. sijne regeringe, ende doot, 30.
1 ENde doe de Coninginne van Scheba het geruchte Salomons hoorde, quam sy, om Salomo met raetselen te versoecken te Ierusalem, met een seer swaer heyr, ende kemelen dragende specerijen, ende gout in menichte, ende kostelick gesteente: ende sy quam tot Salomo, ende sprack met hem al wat in haer herte was.
2 Ende Salomo verklaerde haer alle hare woorden: ende geen dinck en wasser verborgen voor Salomo, dat hy haer niet en verklaerde.
3 Als nu de Coninginne van Scheba sach de wijsheyt van Salomo, ende het huys, dat hy gebouwt hadde:
4 Ende de spijse sijner tafel, ende het sitten sijner knechten, ende het staen sijner dienaren, ende hare kleedingen, ende sijne schenckers, ende hare kleedingen, ende sijnen opganck, waer door hy opginck in het Huys des HEEREN: so en was in haer geen geest meer.
5 Ende sy seyde tot den Coninck, Het is een waerachtich woort geweest, dat ick in mijnen lande gehoort hebbe, van uwe saken, ende van uwe wijsheyt.
6 Ende ick en hebbe hare woorden niet gelooft, tot dat ick gekomen ben, ende mijne oogen [dat] gesien hebben, ende siet, de helft van de grootheyt uwer wijsheyt en is my niet aengeseyt: ghy hebt overtroffen het geruchte, dat ick gehoort hebbe.
7 Wel geluck-salich zijn uwe mannen, ende wel geluck-salich dese uwe knechten, die geduerichlick voor u aengesicht staen, ende uwe wijsheyt hooren.
8 Gelooft zy de HEERE uwe Godt, die behagen in u gehadt heeft, om u op sijnen throon den HEERE uwen Godt tot een Coninck te setten: overmits uwe Godt Israël bemint, om ’tselve tot in eewicheyt op te richten; so heeft hy u tot een Coninck over hen gestelt, om recht, ende gerechticheyt te doen.
9 Ende sy gaf den Coninck hondert, ende twintich talenten gouts, ende specerijen in groote menichte, ende kostelick gesteente: ende daer en was gelijck dese specerije, die de Coninginne van Scheba den Coninck Salomo gaf, geene geweest.
10 Voorder oock Hurams knechten, ende Salomons knechten, die gout brachten uyt Ophir, brachten Algummim-hout, ende edel gesteente.
11 Ende de Coninck maeckte van dat Algummim-hout hooge gangen tot het Huys des HEEREN, ende tot het huys des Conincks, mitsgaders harpen, ende luyten, voor de Sangers: desgelijcks oock en was te vooren in het landt van Iuda niet gesien geweest.
12 Ende de Coninck Salomo gaf de Coninginne van Scheba al haer behagen, watse begeerde, behalven het gene, dat sy tot den Coninck gebracht hadde: so keerdese, ende tooch nae haer lant, sy, ende hare knechten.
13 Het gewichte nu van het gout, dat voor Salomo op een jaer inquam, was seshondert, en ses-en-sestich talenten gouts;
14 Behalven dat sy van de kramers ende de kooplieden inbrachten; oock brachten alle Coningen van Arabien, ende de Vorsten des selven lants, gout ende silver aen Salomo.
15 Daer toe maeckte de Coninck Salomo twee hondert rondassen van geslagen gout: ses hondert [sikelen] van geslagen gout liet hy op-wegen tot elcke rondasse.
16 Insgelijcks drie hondert schilden van geslagen gout; drie hondert [sikelen] gouts liet hy opwegen tot elcken schilt: ende de Coninck leydese in het huys des wouts Libanons.
17 Noch maeckte de Coninck eenen grooten elpen-beenen throon, ende hy over-tooch den selven met louter gout.
18 Ende de throon hadde ses trappen, ende eenen voet-banck van gout, aen den throon vast zijnde, ende lenen aen beyde zijden, tot de sit-plaetse toe; ende twee leeuwen stonden by de lenen.
19 Ende twaelf leeuwen stonden daer aen beyde zijden, op de ses trappen: desgelijcks en is in geen Coninckrijck gemaeckt geweest.
20 Oock waren alle drinck-vaten des Conincks Salomo van gout, ende alle vaten van het huys des wouts Libanons, waren van gesloten gout: Het silver en was in de dagen Salomons niet voor yet geacht.
21 Want des Conincks schepen voeren nae Tarsis, met de knechten Hurams: eens in drie jaren quamen de schepen van Tarsis in, brengende gout, ende silver, elpen-been, ende apen, ende paeuwen.
22 Also wert de Coninck Salomo grooter dan alle Coningen der aerde, in rijckdom, ende wijsheyt.
23 Ende alle Coningen der aerde sochten Salomons aengesichte, om sijne wijsheyt te hooren, die Godt in sijn herte gegeven hadde.
24 Ende sy brachten een yeder sijn geschenck, silveren vaten, ende gouden vaten, ende kleederen, harnasch, ende specerijen, peerden, ende muyl-ezelen, elcx van jaer tot jaer.
25 Oock hadde Salomo vier duysent peerde-stallen, ende wagenen, ende twaelf duysent ruyteren: ende hy leyde se inde wagen-steden, ende by den Coninck te Ierusalem.
26 Ende hy heerschede over alle Coningen vande Riviere, tot aen het lant der Philistijnen, ende tot aen de lant-pale van Egypten.
27 Oock maeckte de Coninck het silver in Ierusalem te zijn als steenen; ende de Cederen maeckte hy te zijn als de wilde Vijge-boomen, die inde leechte zijn in menichte.
28 Ende sy brachten voor Salomo peerden uyt Egypten, ende uyt alle die landen.
29 Het overige nu der geschiedenissen Salomons, der eerste, ende der laetste zijn die niet geschreven in de woorden Nathans, des Propheten, ende in de prophetie van Ahia den Siloniter, ende in de gesichten van Iedi den Siender, aengaende Ierobeam den sone Nebats?
30 Ende Salomo regeerde te Ierusalem over gantsch Israël, veertich jaer.
31 Ende Salomo ontsliep met sijne vaderen, ende sy begroeven hem in de stadt sijns vaders Davids: ende sijn sone Rehabeam wert Coninck in sijne plaetse.
© © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2024