1 Paulus voorseght den afval van sommige inde laetste dagen. 3 die het houwelijck sullen verbieden, ende het gebruyck van sommige spijse. 6 Vermaent Timotheum de rechte leere voor te stellen, ende de fabulen te verwerpen. 8 ende hem voor al in de Godtsalicheyt te oeffenen, ende na sijn exempel in alle smaet op Godt te hopen. 12 Beveelt dat hy hem selven tot een voorbeeldt stelle van alle deughden. 13 dat hy aenhoudende in ’t lesen, 14 De gave niet en versuyme, die hy heeft ontfangen. 15 In’t goede toeneme ende volherde. 16 met belofte dat hy also doende hem ende sijne toehoorders sal behouden.
1 DOch de Geest seght duydelick, dat in de laetste tijden sommige sullen afvallen van het geloove, haer begevende tot verleydende geesten, ende leeringen der Duyvelen,
2 Door geveynstheydt der leugensprekers, hebbende hare eygene conscientie [als ] met eenen brandt-yser toe-gheschroeyt,
3 Verbiedende te houwelicken, [gebiedende ] van spijsen te onthouden die Godt geschapen heeft tot nuttinge met dancksegginge, voor de geloovige, ende die de waerheyt hebben bekent.
4 Want alle schepsel Godts is goet, ende daer en is niet verworpelijck, met danck-segginge genomen zijnde.
5 Want het wort geheyligt door het woort Godts, ende [door ] het gebedt.
6 Als ghy dese dingen den broederen voorstelt, so sult ghy een goet dienaer Iesu Christi zijn, opgevoedt in de woorden des geloofs, ende der goede leere, welcke ghy achtervolght hebt.
7 Maer verworpt de ongodlicke ende oudt-wijfsche fabelen: ende oeffent u selven tot Godtsalicheyt.
8 Want de lichaemelicke oeffeninge is tot weynigh nut: maer de Godtsalicheyt is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen, ende des toecomenden levens.
9 Dit is een getrouw woort, ende aller aenneminge weerdigh.
10 Want hier toe arbeyden wy oock, ende worden gesmadight om dat wy gehoopt hebben op den levenden Godt, die een behouder is aller menschen, [maer ] allermeest der geloovige.
11 Beveelt dese dingen, ende leert’se.
12 Niemant en verachte uwe jonckheyt: maer zijt een voor-beeldt der geloovige, in den woorde, in wandel, in liefde, in den geest, in geloove, in reynicheyt.
13 Houdt aen in’t lesen, in’t vermanen, in’t leeren, tot dat ick kome.
Sainte-Bible-Geneefse-bijbel-1669
14 En versuymt de gave niet die in u is, die u gegeven is door de prophetie, met oplegginge der handen des Ouderlinghschaps.
15 Bedenckt dese dingen, weest hier in [besigh ]: op dat uw toenemen openbaer zy in allen.
16 Hebt acht op u selven, ende op de leere: volherdt in desen. Want dat doende sult ghy ende u selven behouden, ende die u hooren.