De Psalmist verhaelt ende verheft in desen Psalm, de Majesteyt, kracht, ende heylicheyt van Christi Coninckrijck, tot bebescherminge sijner gemeynte.
1 DE HEERE regeert, hy is met hoocheyt bekleet, de HEERE is bekleet met sterckte, hy heeft sich omgordet: oock is de werelt bevesticht, sy en sal niet wanckelen.
2 Van doe aen is uwen throon bevesticht: Ghy zijt van eeuwicheyt af:
3 De rivieren verheffen, o HEERE, de rivieren verheffen haer bruysen: de rivieren verheffen hare aenstootinge:
4 [Doch] de HEERE in der hoochte is geweldiger, dan het bruysen van groote wateren, [dan] de geweldige baren der zee.
5 Uwe getuygenissen zijn seer getrouwe, de heylicheyt is uwen huyse cierlick, HEERE, tot lange dagen.
De Psalmist verhaelt ende verheft in desen Psalm, de Majesteyt, kracht, ende heylicheyt van Christi Coninckrijck, tot bebescherminge sijner gemeynte.
1 DE HEERE regeert, hy is met hoocheyt bekleet, de HEERE is bekleet met sterckte, hy heeft sich omgordet: oock is de werelt bevesticht, sy en sal niet wanckelen.
2 Van doe aen is uwen throon bevesticht: Ghy zijt van eeuwicheyt af:
3 De rivieren verheffen, o HEERE, de rivieren verheffen haer bruysen: de rivieren verheffen hare aenstootinge:
4 [Doch] de HEERE in der hoochte is geweldiger, dan het bruysen van groote wateren, [dan] de geweldige baren der zee.
5 Uwe getuygenissen zijn seer getrouwe, de heylicheyt is uwen huyse cierlick, HEERE, tot lange dagen.