1 Lof van de eerste Outvaderen, door welcke Godt groote dingen heeft gedaen. 11 ende welcker zaet hy heeft gesegent. 17 van Enoch. 18 Noë. 20 Abraham met welcken hy sijn verbondt eerst heeft opgerecht. 24 Dan Isaac ende Iacob, uyt welcken de 12 stammen zijn gesproten.
1 LAet ons nu de heerlicke mannen prijsen, ende onse vaders van geslachte.
2 De Heere heeft door haer voor sijne Majesteyt veel eere te wege gebracht, van der eeuwen af.
3 Sy hebben geheerschet in hare Coninck-rijcken, ende zijn vermaerde mannen geweest in vermogen:
4 Die raedt hebben met haer verstandt, ende verkondicht hebben van Prophetien.
5 Leyders des volcks in de beradingen, ende in ’t verstandt der beschrevenwetten des volcks.
6 Wijse redenen zijn geweest in hare onderwijsinge, ende sy sochten lieflijcke gesangen uyt van Musijcke, ende verhaelden beschreven gedichten.
7 Rijcke mannen, versien met sterckte, ende vreedsaemlick levende in hare wooningen.
8 Alle dese zijn onder hare geslachten verheerlickt geweest, ende in hare dagen beroemt.
9 Eenige zijnder onder haer, die eenen naem nagelaten hebben, waer door haren grooten lof vertelt wort.
10 Doch eenige zijnder daer van geene geheugenisse en is, ende die vergaen zijn, gelijck of sy niet geweest en waren: ende zijn geworden als ofse noyt geboren waren geweest, desgelijcks hare kinderen na haer.
11 Doch dese zijn mannen der barmherticheydt, welcker gerechticheden niet en zijn vergeten.
12 By haren zade blijft een goet erfdeel: hare nacomelingen zijn in de verbonden.
13 Haer zaet is in de verbonden, ende hare kinderen na haer.
14 Tot inder eeuwicheydt blijft haer zaet, ende hare heerlickheyt en sal niet uytgedelght worden.
15 Hare lichamen zijn in vrede begraven, ende haren naem leeft van geslachte tot geslachte.
16 De volckeren sullen hare wijsheydt vertellen, ende de gemeente sal haren lof verkondigen.
17 Enoch behaechde Godt den Heere, ende wiert wech genomen, om te zijn den geslachten een exempel der boetveerdicheyt.
18 Noë wiert volcomen bevonden ende rechtveerdich: in den tijdt des toorns geschiedde hem vergeldinge.
19 Daerom geschiedde de sundtvloet: ende eeuwige verbonden wierden met hem opgericht: op dat niet alle vleesch door de sundtvloet en soude verdelght worden.
20 Abraham is geweest een groot vader van menichte der volckeren, ende daer en is niemant gevonden hem gelijck in sijne heerlickheyt: welcke de Wet des Allerhoochsten bewaert heeft, ende met hem in een verbondt geweest is.
21 In sijn vleesch heeft [de Heere ] het verbondt opgerecht, ende in de versoeckinge wiert hy getrouw bevonden.
22 Daerom heeft hy hem met eenen eedt belooft, dat hy de volckeren soude segenen in sijnen zade.
23 Ende hem soude vermenichvuldigen gelijck het stof der aerden: ende dat sy souden een erfdeel besitten van de eene zee tot aen d’andere, ende van de riviere tot aen het uyterste der aerden.
24 Ende alsoo heeft hy oock in Isaac gestelt, om Abraham sijns vaders wille, den segen aller menschen, ende het verbondt: ende heeft de selve doen rusten op het hooft Iacobs.
25 Dien heeft hy gekent in sijne segeningen, ende hem een erfdeel gegeven: ende heeft sijn deel gescheyden in stammen, die hy verdeelt heeft in twaelve.
26 Ende heeft uyt hem voortgebracht eenen man der barmherticheydt, die gunste gevonden heeft in de oogen van alle vleesch.