David stelt in sijn eygen persoon, als in eenen spiegel, voor oogen, de gelucksalicheyt van een oprecht kindt Godes, soo in het lichamelicke, als in ’t geestelicke, onder het lieflick beleyt ende de herderlicke voorsorge sijns genadigen Godts, in den oppersten Herder der zielen, onsen Heere Iesu Christo .
1 EEn Psalm Davids. De HEERE is mijn herder, my en sal niets ontbreken.
2 Hy doet my nederliggen in grasige weyden; hy voert my sachtkens aen seer stille wateren.
3 Hy verquickt mijne ziele; hy leydt my in’t spoor der gerechticheyt, om sijns Naems wille.
4 Al ginck ick oock in een dal der schaduwe des doots, ick en soude geen quaet vreesen, want ghy zijt met my; uwen stock, ende uwen staf, die vertroosten my.
5 Ghy richt de tafel toe voor mijn aengesichte, tegen over mijne tegenpartijders; Ghy maeckt mijn hooft vet met olye, mijn beker is overvloeyende.
6 Immers sullen my ’t goede ende de weldadicheyt volgen alle de dagen mijns levens; ende ick sal in het Huys des HEEREN blijven in lengte van dagen.
De HEERE is mijn Herder
1 Een psalm van David.

mij ontbreekt niets.
2 Hij doet mij neerliggen in grazige weiden,
Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren.
3 Hij verkwikt mijn ziel,
Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid,
omwille van Zijn Naam.

4 Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood,
ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij;
Uw stok en Uw staf,
die vertroosten mij.

5 U maakt voor mij de tafel gereed
voor de ogen van mijn tegenstanders;
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.

6 Ja, goedheid en goedertierenheid zullen mij volgen
al de dagen van mijn leven.
Ik zal in het huis van de HEERE blijven
tot in lengte van dagen.