1 Den Apostel Petrus nae het opschrift ende groetenisse, 3 verhaelt eerst hoe over-groote genade ende weldaden Godt aen de geloovige Ioden bewesen heeft tot hare saligheydt. 5 waerom hy haer vermaent in ’t geloove ende Godtsaligheyt meer ende meer toe te nemen, ende by ’t geloove te voegen oock andere deughden. 8 leerende datse alsdan recht vruchtbaer sullen zijn. 10 ende datse daer door meer ende meer versekert sullen worden van hare verkiesinge, ende vanden inganck in ’t Coninckrijcke Christi . 12 Hy verklaert dat, hoe wel sy dese dinghen wel weten, hy evenwel haer heeft willen opwecken door dese vermaninge. 14 alsoo hy haest uyt dit leven soude genomen worden, na de voorsegginge Christi , op dat sy na sijn doodt daer aen souden gedencken. 16 Betuyght dat de Leere die haer van Christo ende sijne toecomste gepredickt was, geen fabelen en zijn, maer dat hy selve ende de twee andere Apostelen aengheschouwt hebben sijne heerlickheyt op den bergh, ende gehoort uyt den hemel het getuygenisse des Vaders van hem. 19 ende dat de selve oock betuyght wort door de Prophetische Schriften. 20 die door den Geest Godts zijn in-gegeven.
1 SYMEON PETRUS , een dienst-knecht ende Apostel IESU CHISTI , den genen die even-dierbaer gheloove met ons verkregen hebben, door de rechtveerdigheydt onses Godts ende Salichmakers Iesu Christi:
2 Genade ende vrede sy u vermenichvuldight door de kennisse Godts, ende Iesu onses Heeren:
3 Gelijck ons sijne Goddelicke kracht alles wat tot het leven, ende de Godtsalicheyt [behoort ] geschoncken heeft, door de kennisse des genen die ons geroepen heeft tot heerlijckheydt ende deught:
4 Door welcke ons de grootste ende dierbare beloften geschoncken zijn, op dat ghy door de selve der Godlicke nature deelachtich soudt worden, na dat ghy ontvloden zijt het verderf dat in de werelt is door de begeerlickheyt.
5 Ende ghy tot het selve oock alle neersticheyt toebrengende, voeght by uw’ geloove deughdt, ende by de deughdt kennisse,
6 Ende by de kennisse maticheyt, ende by de maticheyt lijdsaemheyt, ende by de lijdsaemheyt Godtsalicheyt,
7 Ende by de Godtsalicheyt broederlijcke liefde, ende by de broederlicke liefde, [tegen alle ].
8 Want so dese dingen by u zijn, ende [in u ] overvloedigh zijn, sy en sullen [u ] niet ledigh noch onvruchtbaer laten in de kennisse onses Heeren Iesu Christi.
9 Want by welcken dese dingen niet en zijn, die is blindt, van verre niet siende, hebbende vergeten de reyninge sijner vorige sonden.
10 Daerom, broeders, beneerstight u te meer om uwe roepinge ende verkiesinge vast te maken. Want dat doende en sult ghy nimmermeer struyckelen.
11 Want alsoo sal u rijckelick toegevoeght worden den inganck in het eeuwich coninckrijcke onses Heeren ende Salichmakers Iesu Christi.
12 Daerom en sal ick niet versuuymen u altijt daer van te vermanen, hoewel ghy het weet, ende in de tegenwoordige waerheyt versterckt zijt.
13 Ende ick achte het recht te zijn so lange ick in desen tabernakel ben, dat ick u opwecke door vermaninge:
14 Alsoo ick weet dat de aflegginge mijnes tabernakels haest zijn sal, gelijckerwijs oock onse Heere Iesus Christus my heeft geopenbaert.
15 Doch ick sal oock neersticheyt doen by alle gelegentheyt, dat ghy na mijnen uytganck meught van dese dingen gedachtenisse hebben.
16 Want wy en zijn geen constelick-verdichte fabelen nagevolght, als wy u bekent gemaeckt hebben de cracht ende toecomste onses Heeren Iesu Christi, maer wy zijn aenschouwers geweest van sijne majesteyt.
17 Want hy heeft van Godt den Vader eere ende heerlickheyt ontfangen, als sodanighe een stemme van de hooghweerdige heerlickheyt tot hem gebracht wiert, Dese is mijn geliefde Sone, in den welcken ick mijn welbehagen hebbe.
18 Ende dese stemme hebben wy gehoort, als sy van den hemel gebracht is geweest, doe wy met hem op den heyligen bergh waren.
19 Ende wy hebben het prophetische woort, dat zeer vast is: ende ghy doet wel, dat ghy daer op acht hebt, als op een licht schijnende in een duystere plaetse, tot dat de dagh aenlichte, ende de morgensterre op gae in uwe herten.
20 Dit eerst wetende, dat geen prophetie der Schrift en is van eygener uytlegginge.
21 Want de prophetie en is voortijts niet voortgebracht door den wille eens menschen, maer de heylige menschen Godts van den heyligen Geest gedreven zijnde, hebben’se gesproken.
Afzender, geadresseerden, groet
1 Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus:
2 moge genade en vrede voor u vermeerderd worden door de kennis van God en van Jezus, onze Heere.
De christelijke roeping en verkiezing
3 Immers, Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort , door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en Zijn deugd.
4 Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent.
5 En daarom moet u zich er met alle inzet op toeleggen om aan uw geloof deugd toe te voegen, aan de deugd kennis,
6 aan de kennis zelfbeheersing, aan de zelfbeheersing volharding, aan de volharding godsvrucht,
7 aan de godsvrucht broederliefde en aan de broederliefde liefde voor iedereen .
8 Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en toenemen, zullen ze u niet doelloos en onvruchtbaar laten wat de kennis van onze Heere Jezus Christus betreft.
9 Immers, bij wie deze dingen niet aanwezig zijn, die is blind en kortzichtig, omdat hij de reiniging van zijn vroegere zonden vergeten is.
10 Daarom, broeders, beijver u des te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want als u dat doet, zult u nooit struikelen.
11 Want zo zal u in rijke mate de toegang worden verleend tot het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.
12 Daarom zal ik niet nalaten u altijd aan deze dingen te herinneren, hoewel u ze weet en in de waarheid, die bij u is, versterkt bent.
13 En ik acht het juist, zolang ik in deze tent ben, u op te wekken door de herinnering hieraan ,
14 omdat ik weet dat het afbreken van mijn tent nu snel zal plaatsvinden, zoals onze Heere Jezus Christus mij ook duidelijk heeft gemaakt.
15 Maar ik zal mij ook voortdurend beijveren dat u na mijn heengaan deze dingen in gedachten blijft houden.
Het profetische woord, dat vast en zeker is
16 Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit.
17 Want Hij heeft van God de Vader eer en heerlijkheid ontvangen, toen een stem als deze van de verheven heerlijkheid tot Hem kwam: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb.
18 En deze stem hebben wij gehoord, toen deze vanuit de hemel kwam, terwijl wij met Hem op de heilige berg waren.
19 En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart.
20 Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat;
21 want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.