Iotham regeert wel, v. 1, etc. laet veelderley gebouwen maken, 3. hy maeckt de Ammoniten hem cijnsbaer, 5. hy volhert in ’t goede, 6. sterft, ende sijn sone Achaz wert Coninck, 9.
1 IOtham was vijf en twintich jaer out, doe hy Concinck wert, ende hy regeerde sestien jaer te Ierusalem: ende de naem sijner moeder was Ierusa, eene dochter van Zadok.
2 Ende hy dede dat recht was inde oogen des HEEREN, nae alles dat sijn vader Uzzia gedaen hadde, behalven dat hy inden Tempel des HEEREN niet en ginck: ende het volck verdorf sich noch.
3 De selve bouwde de Hooge-poorte aen het Huys des HEEREN: hy bouwde oock veel aen den muer van Ophel.
4 Daer toe bouwde hy steden op ’t geberchte van Iuda: ende inde wouden bouwde hy burchten, ende torens.
5 Hy krijchde oock tegen den Coninck der kinderen Ammons, ende hadde de overhant over hen, so dat de kinderen Ammons in dat selve jaer hem gaven hondert talenten silvers, ende tien duysent Cor tarwe, ende tien duysent gerste: dat brachten hem de kinderen Ammons wederom, oock in het tweede, ende in het derde jaer;
6 Also versterckte sich Iotham: want hy richtede sijne wegen voor het aengesichte des HEEREN sijnes Godts.
7 Het overige nu der geschiedenissen Iothams, ende alle sijne krijgen, ende sijne wegen; siet, sy zijn geschreven in het boeck der Coningen Israëls, ende Iuda.
8 Hy was vijf en twintich jaer out doe hy Coninck wert; ende hy regeerde sestien jaer te Ierusalem.
9 Ende Iotham ontsliep met sijne vaderen, ende sy begroeven hem inde stadt Davids: ende sijn sone Achaz wert Coninck in sijne plaetse.
Jotham koning van Juda
1 Jotham was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd en hij regeerde zestien jaar in Jeruzalem. De naam van zijn moeder was Jerusa, de dochter van Zadok.
2 Hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE: overeenkomstig alles wat zijn vader Uzzia gedaan had. Alleen ging hij de tempel van de HEERE niet binnen. Maar het volk ging nog door met zijn verderfelijke praktijken.
3 Hij was het die de Bovenpoort van het huis van de HEERE bouwde. Hij bouwde ook veel aan de muur van de Ofel.
4 Verder bouwde hij steden in het bergland van Juda, en in de beboste gebieden bouwde hij burchten en torens.
5 Hij was het die streed tegen de koning van de Ammonieten en hen overwon, zodat de Ammonieten hem in dat jaar honderd talent zilver, tienduizend kor tarwe, en tienduizend kor gerst gaven. De Ammonieten brachten hem dit opnieuw, ook in het tweede en in het derde jaar.
6 Jotham verstevigde zijn positie, want hij richtte zijn wegen voor het aangezicht van de HEERE, zijn God.
7 Het overige nu van de geschiedenis van Jotham, al zijn oorlogen en zijn wegen, zie, dat is beschreven in het boek van de koningen van Israël en Juda.
8 Hij was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaar in Jeruzalem.
9 Jotham ging te ruste bij zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad van David, en zijn zoon Achaz werd koning in zijn plaats.