De Propheet Azaria vermaent Asa, ende het volck, voort te gaen inde begonnene reformatie vanden godts-dienst, v. 1, etc. welcke vermaninge sy gehoorsaem zijn, 8. ende vernieuwen het verbondt met den Heere, 12. Asa sett Maacha sijne moeder af van haren staet, om harer afgoderije wille, 16. brengt de geheylichde dingen weder inden Tempel, 18. het lant heeft ruste, 19.
1 DOe quam de Geest Godts op Azaria den sone Oded.
2 Ende hy ginck uyt, Asa tegen, ende hy seyde tot hem; Hooret my Asa, ende gantsch Iuda, ende Benjamin: de HEERE is met u-lieden, terwijle ghy met hem zijt: ende so ghy hem soecket, hy sal van u gevonden worden, maer so ghy hem verlatet, hy sal u verlaten.
3 Israël nu is vele dagen geweest sonder den waren Godt, ende sonder een leerende Priester, ende sonder de wet.
4 Maer als sy sich in haren noot bekeerden tot den HEERE den Godt Israëls, ende hem sochten, so wert hy van hen gevonden.
5 Ende in die tijden en wasser geene vrede voor den genen, die uytginck, ende den genen, die inquam: maer vele beroerten waren over alle de inwoonderen van die landen;
6 Dat volck tegen volck, ende stadt tegen stadt in stucken gestooten wierden: want Godt haddese met allen angst verschrickt:
7 Daerom weest ghy sterck, ende en laet uwe handen niet verslappen: want daer is loon nae u werck.
8 Als nu Asa dese woorden hoorde, ende de prophetie des Propheten Odeds, sterckte hy sich, ende hy dede wech de verfoeyselen uyt den gantschen lande Iuda, ende Benjamin, ende uyt de steden, die hy van het geberchte Ephraims genomen hadde, ende vernieuwde den altaer des HEEREN, die voor het Voorhuys des HEEREN was.
9 Ende hy vergaderde het gantsche Iuda, ende Benjamin, ende de vreemdelingen met hen uyt Ephraim, ende Manasse, ende uyt Simeon: want uyt Israël vielense tot hem in menichte, als sy sagen, dat de HEERE sijn Godt met hem was.
10 Ende sy vergaderden sich te Ierusalem, inde derde maent, in het vijftiende jaer des Coninckrijcks van Asa.
11 Ende sy offerden den HEERE ten selven dage vanden roof [dien] sy gebracht hadden, seven hondert runderen, ende seven duysent schapen.
12 Ende sy traden in een verbont, dat sy den HEERE den Godt harer vaderen soecken souden met haer gantsch herte, ende met hare gantsche ziele.
13 Ende al wie den HEERE den Godt Israëls niet en soude soecken, soude gedoodt worden; vanden kleynen tot den grooten, ende vanden man tot de vrouwe toe.
14 Ende sy swoeren den HEERE met luyder stemme, ende met gejuych: desgelijcken met trompetten, ende met basuynen.
15 Ende gantsch Iuda was verblijdt over desen eedt: want sy hadden met haer gantsch herte gesworen, ende met haren gantschen wille hem gesocht, ende hy wert van hen gevonden, ende de HEERE gaf hen ruste rontom henen.
WP pagina achtergronden (7) (2)
16 Aengaende oock Maacha de moeder des Conincks Asa, hy settese af, dat sy geen Coninginne en ware, om dat sy eenen afgrijselicken Afgodt in eenen bosch gemaeckt hadde: oock roeyde Asa uyt haren afgrijselicken Afgodt, ende verbrijselde, ende verbrandde [hem] aen de beke Kidron.
17 De hoochten en werden wel niet wechgenomen uyt Israël, het herte van Asa nochtans was volkomen alle sijne dagen.
18 Ende hy bracht in het Huys Godts de geheylichde dingen sijns vaders, ende sijne geheylichde dingen, silver ende gout, ende vaten.
19 Ende daer en was geen oorloge tot in het vijf-en-dertichste jaer des Coninckrijcks van Asa.
Profetie van Azaria
1 Toen kwam de Geest van God op Azaria, de zoon van Oded.
2 En hij ging de stad uit, Asa tegemoet, en zei tegen hem: Luister naar mij, Asa, heel Juda en Benjamin! De HEERE is met u, zolang u met Hem bent. Als u Hem zoekt, zal Hij door u gevonden worden, maar als u Hem verlaat, zal Hij u verlaten.
3 Vele dagen lang was Israël zonder de ware God, zonder een priester die onderwees, en zonder de wet.
4 Maar wanneer zij zich in hun benauwdheid tot de HEERE, de God van Israël, bekeerden en Hem zochten, werd Hij door hen gevonden.
5 En in die tijden was er geen vrede voor wie vertrok of wie naar binnen kwam, omdat er grote verwarring onder al de inwoners van die landen heerste .
6 Het ene volk werd door het andere volk, de ene stad door de andere stad te gronde gericht, want God had hen met allerlei benauwdheid in verwarring gebracht.
7 U dan, wees sterk en verlies de moed niet, want er is loon overeenkomstig uw werk.
De hervormingen van Asa
8 Toen Asa deze woorden en de profetie van de profeet Oded hoorde, vatte hij moed en deed de afschuwelijke afgoden uit het hele land van Juda en Benjamin weg, en uit de steden van het bergland van Efraïm die hij ingenomen had. Verder vernieuwde hij het altaar van de HEERE dat vóór de voorhal van de HEERE stond.
9 Hij riep heel Juda en Benjamin bijeen, en hen die als vreemdelingen uit Efraïm, Manasse en uit Simeon bij hen verbleven. In groten getale waren zij uit Israël naar hem toe gekomen, toen zij zagen, dat de HEERE, zijn God, met hem was.
10 En zij kwamen in Jeruzalem bijeen, in de derde maand, in het vijftiende jaar van de regering van Asa.
11 Op die dag offerden zij de HEERE van de buit die zij hadden meegebracht, zevenhonderd runderen en zevenduizend schapen.
12 Zij gingen een verbond aan, dat zij de HEERE, de God van hun vaderen, zouden zoeken met heel hun hart en met heel hun ziel.
13 Ieder dan die de HEERE, de God van Israël, niet zou zoeken, zou gedood worden, van jong tot oud, en van man tot vrouw.
14 En zij legden een eed af voor de HEERE met luide stem, met gejuich, met trompetten en met bazuinen.
15 Heel Juda was verblijd over de eed, want zij hadden met heel hun hart gezworen, en met heel hun verlangen Hem gezocht. Hij werd door hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust van rondom.
16 Ja, zelfs Maächa, de groot moeder van koning Asa, zette hij af, zodat zij geen koningin meer was, omdat zij een gruwelijk beeld van Asjera had gemaakt. Asa hakte haar gruwelijke beeld om, verpulverde en verbrandde het bij de beek Kidron.
17 De offer hoogten werden wel niet weggenomen uit Israël, maar toch was het hart van Asa volkomen, al zijn dagen.
18 Ook bracht hij de geheiligde gaven van zijn vader in het huis van God, met zijn eigen geheiligde gaven : zilver, goud en andere voorwerpen.
19 En er was geen oorlog, tot in het vijfendertigste jaar van de regering van Asa.