Lofzang op Gods weldaden
1 HALLELUJAH. Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. In den raad en vergadering der oprechten.
2 Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben.
3 He. Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; Vau. en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid.
4 Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig.
5 Teth. Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond.
6 Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; Lamed. hun gevende de erve der heidenen.
7 Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; Nun. al Zijn bevelen zijn getrouw.
8 Samech. Zij zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; Ain. zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid.
9 Pe. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk.
10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.
De Propheet vermaent alle menschen, met sijn exempel, Godt te loven, verhalende de heerlickheyt sijner wercken, vermanende eenen yegelicken tot Godtsdienstigheyt.
1 HAlelu-Iah. Aleph . Ick sal den HEERE loven van gantscher herten: Beth . in den raet ende vergaderinge der oprechten.
2 Gimel . De wercken des HEEREN zijn groot: Daleth . sy worden gesocht van alle dieder lust in hebben.
3 He . Sijn doen is majesteyt ende heerlickheyt: Vau . ende sijne gerechtigheyt bestaet in der eeuwigheyt.
4 Zain . Hy heeft sijnen wonderen een gedachtenisse gemaeckt: Cheth . de HEERE is genadigh ende barmhertigh.
5 Thet . Hy heeft den genen die hem vreesen, spijse gegeven: Jod . Hy gedenckt in der eeuwigheyt aen sijn verbont.
6 Caph . Hy heeft de kracht sijner wercken sijnen volcke bekent gemaeckt: Lamed . hen gevende de erve der Heydenen.
7 Mem . De wercken sijner handen zijn waerheyt ende oordeel: Nun . alle sijne bevelen zijn getrouwe.
8 Samech . Sy zijn ondersteunt voor altoos [ende ] in eeuwigheyt. Ain . zijnde gedaen in waerheyt ende oprechtigheyt.
9 Pe . Hy heeft sijnen volcke verlossinge gesonden: Tsade . Hy heeft sijn verbont in eeuwigheyt geboden: Koph . sijn name is heyligh ende vreeslick.
10 Resch . De vreese des HEEREN is het beginsel der wijsheyt: Schin . alle diese doen, hebben goet verstant: Thau . sijn lof bestaet tot in der eeuwigheyt.