Loflied op Gods grote werken en rechtvaardigheid
1 EEN psalm, een lied, op den sabbatdag.
2 Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste.
3 Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten;
4 Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp.
5 Want Gij hebt mij verblijd, HEERE, met Uw daden; ik zal juichen over de werken Uwer handen.
6 O HEERE, hoe groot zijn Uw werken! Zeer diep zijn Uw gedachten.
7 Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
8 Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.
9 Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de HEERE.
10 Want zie, Uw vijanden, o HEERE, want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden.
11 Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten.
12 En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan.
13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon.
14 Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.
15 In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn,
16 Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht.
Loflied op de goedertierenheid van de HEERE
1 Een psalm, een lied, op de sabbatdag.
2 Het is goed om de HEERE te loven
en voor Uw Naam psalmen te zingen, Allerhoogste;
3 in de morgen Uw goedertierenheid te verkondigen
en Uw trouw in de nachten,
4 op het tiensnarig instrument en op de luit,
bij snarenspel op de harp.
5 Want U hebt mij verblijd, HEERE, met Uw daden;
ik zal vrolijk zingen over de werken van Uw handen.
6 HEERE, hoe groot zijn Uw werken,
zeer diep zijn Uw gedachten.
7 Een onverstandig man weet hier niets van
en een dwaas begrijpt dit niet:
8 wanneer de goddelozen groeien als gras
en allen die onrecht bedrijven, bloeien
om tot in eeuwigheid weggevaagd te worden!
9 Maar U bent de Allerhoogste,
voor eeuwig de HEERE.
10 Want zie, Uw vijanden, HEERE,
want zie, Uw vijanden zullen omkomen;
allen die onrecht bedrijven, zullen overal verspreid worden.
11 Maar U zult mijn hoorn opheffen als die van een wilde os,
ik ben met verse olie overgoten.
12 Mijn oog zal de val aanschouwen van hen die mij bespieden;
mijn oren zullen horen wat de kwaaddoeners overkomt
die tegen mij opstaan.
13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom,
hij zal opgroeien als een ceder op de Libanon.
14 Wie in het huis van de HEERE geplant zijn,
die mogen groeien in de voorhoven van onze God.
15 In de ouderdom zullen zij nog vruchten dragen,
zij zullen fris en groen zijn,
16 om te verkondigen dat de HEERE waarachtig is;
Hij is mijn rots en in Hem is geen onrecht.