Vermaning tot dankzegging
1 HALLELUJAH. Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij in de Gemeente Zijner gunstgenoten.
2 Dat Israël zich verblijde in Dengene, Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning.
3 Dat zij Zijn Naam loven op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp.
4 Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen versieren met heil.
5 Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.
6 De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
7 Om wraak te doen over de heidenen, en bestraffingen over de volken;
8 Om hun koningen te binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien;
9 Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah.
Oproep tot dankzegging
1 Halleluja!
Zing voor de HEERE een nieuw lied,
Zijn lof zij in de gemeente van Zijn gunstelingen.
2 Laat Israël zich verblijden in zijn Maker,
laten de kinderen van Sion zich verheugen over hun Koning.
3 Laten zij Zijn Naam loven in reidans,
voor Hem psalmen zingen met tamboerijn en harp.
4 Want de HEERE is Zijn volk goedgezind,
Hij zal de zachtmoedigen aanzien geven met heil.
5 Laten Zijn gunstelingen om die eer opspringen van vreugde,
laten zij vrolijk zingen op hun slaapplaatsen.
6 Gods lofzangen klinken uit hun mond,
een tweesnijdend zwaard is in hun hand,
7 om wraak te oefenen over de heidenvolken,
bestraffingen over de natiën,
8 om hun koningen te binden met ketenen
en hun aanzienlijken met ijzeren boeien,
9 om het beschreven recht aan hen te voltrekken.
Dát zal de glorie van al Zijn gunstelingen zijn.
Halleluja!