Verdelging der vijanden van Gods Kerk
1 TE dien dage zal de HEERE met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken den Leviathan, de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den draak, die in de zee is, doden.
2 Te dien dage zal er een wijngaard van roden wijn zijn; zingt van denzelven bij beurte.
3 Ik, de HEERE, behoede dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag.
4 Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij als een doorn en distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem te gelijk verbranden zou?
5 Of hij moest Mijn sterkte aangrijpen, hij zal vrede met Mij maken; vrede zal hij met Mij maken.
Verzameling van Israël
6 In het toekomende zal Jakob wortelen schieten, Israël zal bloeien en groeien; en zij zullen de wereld met inkomsten vervullen.
7 Heeft Hij hem geslagen, gelijk Hij dien geslagen heeft, die hem sloeg? Is hij gedood, gelijk zijn gedoden gedood zijn geworden?
8 Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; als Hij hem wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds.
9 Daarom zal daardoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat Hij deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen des altaars maken zal als verstrooide kalkstenen, de bossen en de zonnebeelden zullen niet bestaan.
10 Want de vaste stad zal eenzaam, de woonstede zal verstoten en verlaten worden, gelijk een woestijn; daar zullen de kalveren weiden, en daar zullen zij nederliggen, en zullen haar takken verslinden.
11 Als haar takken verdord zullen zijn, zullen zij afgebroken worden, en de vrouwen, komende, zullen ze aansteken; want het is geen volk van enig verstand; daarom zal Hij, Die het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen, en Die het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen.
12 En het zal te dien dage geschieden, dat de HEERE dorsen zal, van den stroom der rivier af tot aan de rivier van Egypte; doch gijlieden zult opgelezen worden, een bij een, o gij kinderen Israëls.
13 En het zal te dien dage geschieden, dat er met een grote bazuin geblazen zal worden; dan zullen die komen, die in het land van Assur verloren zijn, en de heengedrevenen in het land van Egypte; en zij zullen den HEERE aanbidden op den heiligen berg te Jeruzalem.
1 Op die dag zal de HEERE vergelding doen
met Zijn hard, groot en sterk zwaard
aan de Leviathan, de snelle slang,
ja, de Leviathan, de kronkelende slang;
Hij zal het monster dat in de zee is, doden.
Israël verlost
2 Op die dag
zal er een wijngaard zijn van bruisende wijn; zing ervan in beurtzang!
3 Ik, de HEERE, bescherm hem,
elk ogenblik bevochtig Ik hem.
Opdat de vijand hem niet kan beschadigen,
bescherm Ik hem nacht en dag.
4 Grimmigheid is er bij Mij niet:
wie zou Mij als een doorn en distel de strijd laten aanbinden,
zodat Ik hem zou aanvallen
en hem tegelijk zou verbranden?
5 Laat men zich liever aan Mijn macht vastklampen,
laat men vrede met Mij sluiten;
vrede moet men met Mij sluiten.
6 In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten,
Israël zal bloeien en groeien
en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen.
7 Heeft Hij hem geslagen zoals Hij hem geslagen heeft die hem sloeg?
Is hij gedood zoals zijn gesneuvelden sneuvelden?
8 Door hem op te jagen, te verdrijven, hebt U met hem een rechtszaak gevoerd.
Hij heeft hem verdreven door Zijn harde wind, op de dag van de storm uit het oosten.
9 Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden.
Dit is de volle vrucht: dat Hij zijn zonde zal wegdoen,
wanneer Hij alle altaarstenen zal maken
als stukgeslagen kalksteen;
geen gewijde paal of wierookaltaar zal blijven staan.
10 Want de versterkte stad zal een eenzame plek zijn
en de woningen leeg en verlaten als de woestijn.
Daar zullen kalveren grazen,
en daar zullen ze neerliggen en haar takken kaal eten.
11 Zijn haar twijgen verdord, dan worden ze afgebroken.
Vrouwen komen en steken ze aan.
Het is immers niet een volk met inzicht.
Daarom zal zijn Maker Zich er niet over ontfermen,
en zijn Formeerder zal het geen genade bewijzen.
12 Op die dag zal het gebeuren
dat de HEERE de aren zal uitkloppen
vanaf de rivier tot aan de Beek van Egypte;
en ú, Israëlieten, zult worden opgeraapt,
één voor één.
13 Op die dag zal het gebeuren
dat op een grote bazuin geblazen zal worden.
Dan zullen zij komen die verloren waren in het land van Assyrië,
die verdreven waren naar het land Egypte.
En zij zullen zich voor de HEERE neerbuigen
op de heilige berg in Jeruzalem.