Loflied op Gods zegen over alle volken
1 Een psalm, een lied, voor de opperzangmeester, op de Neginôth.
2 God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
3 Opdat men op de aarde Uw weg kenne, onder alle heidenen Uw heil.
4 De volken zullen U, o God! loven; de volken, al te zamen, zullen U loven.
5 De natiën zullen zich verblijden en juichen, omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid; en de natiën op de aarde, die zult Gij leiden. Sela.
6 De volken zullen U, o God! loven; de volken, al te zamen zullen U loven.
7 De aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen.
8 God zal ons zegenen; en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.
De volken zullen God loven
1 Een psalm, een lied, voor de koorleider, bij snarenspel.

2 God zij ons genadig en zegene ons;
Hij doe Zijn aangezicht over ons lichten. Sela
3 Dan zal men op de aarde Uw weg kennen,
onder alle heidenvolken Uw heil.
4 De volken zullen U, o God, loven;
de volken zullen U loven, zij allen.

5 De natiën zullen zich verblijden en juichen,
omdat U de volken rechtvaardig zult oordelen;
de natiën op de aarde zult U leiden. Sela
6 De volken zullen U, o God, loven;
de volken zullen U loven, zij allen.

7 De aarde heeft haar opbrengst gegeven;
God, onze God, zegent ons.
8 God zegent ons
en alle einden der aarde zullen Hem vrezen.