Bestraffing van de schijnheiligheid. Ware vroomheid beloond
1 Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis van Jakob hun zonden.
2 Hoewel zij Mij dagelijks zoeken, en een lust hebben aan de kennis van Mijn wegen, als een volk, dat gerechtigheid doet en het recht van zijn God niet verlaat, vragen zij Mij naar de rechten der gerechtigheid; zij hebben een lust tot God te naderen;
3 Zeggende : Waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het niet? Ziet, ten dage, wanneer gij vast, zo vindt gij uw lust, en gij eist gestreng al uw arbeid.
4 Ziet, tot twist en gekijf vast gij, en om goddeloos met de vuist te slaan; vast niet gelijk heden, om uw stem te doen horen in de hoogte.
5 Zou het zulk een vasten zijn, dat Ik verkiezen zou, dat de mens zijn ziel een dag kwelt, dat hij zijn hoofd kromt gelijk een bieze, en een zak en as onder zich spreidt? Zoudt gij dat een vasten noemen, en een dag de Heere aangenaam?
6 Is niet dit het vasten, dat Ik verkies: dat gij losmaakt de knopen der goddeloosheid, dat gij ontdoet de banden van het juk, en dat gij vrij loslaat de verpletterden, en elk juk verscheurt?
7 Is het niet, dat gij de hongerige uw brood mededeelt, en de arme verdrevene in het huis brengt? Als gij een naakte ziet, dat gij hem dekt, en dat gij u voor uw vlees niet verbergt?
8 Dan zal uw licht voortbreken als de dageraad, en uw genezing zal snel uitspruiten; en uw gerechtigheid zal voor uw aangezicht heengaan, en de heerlijkheid des Heeren zal uw achterhoede wezen.
9 Dan zult gij roepen, en de Heere zal antwoorden; gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken van de vinger, en het spreken der ongerechtigheid;
10 En zo gij uw ziel opent voor de hongerige, en de bedrukte ziel verzadigt; dan zal uw licht in de duisternis opgaan, en uw donkerheid zal zijn als de middag.
11 En de Heere zal u gedurig leiden, en Hij zal uw ziel verzadigen in grote droogten, en uw beenderen vaardig maken; en gij zult zijn als een gewaterde hof, en als een springader der wateren, welker wateren niet ontbreken.
12 En die uit u voortkomen , zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fundamenten, van geslacht tot geslacht verwoest , zult gij oprichten; en gij zult genoemd worden: Die de bressen toemuurt, die de paden weer aanlegt, om te bewonen.
13 Indien gij uw voet van de sabbat afkeert, van te doen uw lust op Mijn heilige dag; en indien gij de sabbat noemt een verlustiging, opdat de Heere geheiligd wordt, Die te eren is; en indien gij die eert, dat gij uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt;
14 Dan zult gij u verlustigen in de Heere, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde, en Ik zal u spijzigen met de erve van uw vader Jakob; want de mond des Heeren heeft het gesproken.
Schijnvroomheid
1 Roep luidkeels, houd u niet in,
verhef uw stem als een bazuin,
verkondig Mijn volk hun overtreding,
en het huis van Jakob hun zonden.
2 Hoewel zij Mij dag aan dag zoeken
en vreugde vinden in de kennis van Mijn wegen,
als een volk dat gerechtigheid doet
en het recht van zijn God niet verlaat,
vragen zij Mij om rechtvaardige oordelen.
Zij vinden er vreugde in om tot God te naderen,
3 terwijl zij zeggen: Waarom vasten wij, als U het toch niet ziet,
waarom kwellen wij onze ziel, als U het toch niet weet?
Zie, op uw vastendag zoekt u uw eigen wens,
en beult u al uw arbeiders af.
4 Zie, u vast om te twisten en ruzie te maken
en om goddeloos op de vuist te gaan.
Vast niet zoals heden
als u uw stem wilt laten horen in de hoogte.
5 Zou dit het vasten zijn dat Ik verkies:
dat de mens zich een dag lang verootmoedigt,
dat hij zijn hoofd buigt als een riet
en zich neerlegt in rouwgewaad en as?
Noemt u dat vasten
en een dag die de HEERE welgevallig is?

6 Is dit niet het vasten dat Ik verkies:
dat u de boeien van de goddeloosheid losmaakt,
dat u de banden van het juk ontbindt,
dat u de onderdrukten vrij laat heengaan
en dat u elk juk breekt?
7 Is het niet dit , dat u uw brood deelt met wie hongerlijdt,
en de ellendige ontheemden een thuis biedt,
dat, als u een naakte ziet, u hem kleedt,
en dat u zich voor eigen vlees en bloed niet verbergt?
8 Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad,
en uw herstel snel intreden.
Uw gerechtigheid zal voor u uit gaan
en de heerlijkheid van de HEERE zal uw achterhoede zijn.
9 Dan zult u roepen en de HEERE zal antwoorden,
dan zult u om hulp roepen en Hij zal zeggen: Zie, hier ben Ik.
Als u het juk uit uw midden wegdoet,
het uitsteken van de vinger en het uitspreken van ongerechtigheid;
10 als u uw hart opent voor de hongerigen,
en de verdrukte ziel verzadigt,
dan zal uw licht in de duisternis opgaan,
en uw donkerheid als de middag zijn.
11 En de HEERE zal u voortdurend leiden,
Hij zal uw ziel in dorre streken verzadigen,
uw beenderen kracht geven;
u zult zijn als een bevloeide tuin,
als een waterbron
waarvan het water nooit ontbreekt.
12 En wie uit u voortkomen , zullen de verwoeste plaatsen van weleer herbouwen;
de fundamenten, van generatie op generatie verwoest , zult u herstellen.
En u zult genoemd worden: hij die bressen dichtmaakt,
hij die paden herstelt, opdat men er weer kan wonen.
13 Indien u uw voet van de sabbat terughoudt,
ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt;
indien u de sabbat een verlustiging noemt,
opdat de HEERE geheiligd wordt
– die geëerd moet worden –
indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen,
niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt,
14 dan zult u vreugde scheppen in de HEERE,
Ik zal u doen rijden op de hoogten van de aarde
en Ik zal u voeden met het erfelijk bezit van uw vader Jakob,
want de mond van de HEERE heeft gesproken.