Van het Messiaanse heil
1 En te dien dage zullen zeven vrouwen één man aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, laat ons alleen naar uw naam genoemd worden, neem onze smaadheid weg.
2 Te dien dage zal de Spruit des Heeren zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, en de vrucht der aarde tot voortreffelijkheid en tot versiering voor hen, die het ontkomen zullen in Israël.
3 En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Sion, en de overgelatene in Jeruzalem zal heilig geheten worden, een ieder, die geschreven is ten leven te Jeruzalem;
4 Als de Heere zal afgewassen hebben de drek van de dochters van Sion, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit zijn midden, door de Geest des oordeels, en door de Geest der uitbranding.
5 En de Heere zal over alle woning van de berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en de glans van een vlammend vuur des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen.
6 En daar zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen de vloed en tegen de regen.
1 Op die dag zullen zeven vrouwen
één man vastgrijpen
en zeggen: Ons eigen brood zullen wij eten
en met onze eigen kleren zullen wij ons kleden.
Laat ons slechts uw naam mogen dragen.
Neem onze smaad weg!
De komende verlossing
2 Op die dag zal de SPRUIT van de HEERE tot een heerlijk sieraad zijn, en de vrucht van de aarde tot glorie en luister voor hen in Israël die ontkomen zijn.
3 Dan zal het gebeuren dat wie in Sion overgebleven is, en wie in Jeruzalem overgelaten is, heilig genoemd zal worden, eenieder die in Jeruzalem ten leven opgeschreven is.
4 Wanneer de Heere de vuilheid van de dochters van Sion afgewassen zal hebben en de vele bloedschuld van Jeruzalem uit het midden ervan weggespoeld zal hebben door de Geest van oordeel en door de Geest van uitbranding,
5 dan zal de HEERE over elke plaats op de berg Sion en over de samenkomsten ervan overdag een wolk scheppen en rook, en 's nachts een schijnsel van vlammend vuur; ja, over alles wat heerlijk is, zal een beschutting zijn.
6 Dan zal een hut dienen tot schaduw overdag tegen de hitte, en als toevlucht en schuilplaats tegen de vloed en tegen de regen.