Danklied der verlosten
1 En op die zelfde dag zult gij zeggen: Ik dank U, Heere! dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij.
2 Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de Heere Heere is mijn Sterkte en mijn Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden.
3 En gij zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils;
4 En zult op die zelfde dag zeggen: Dankt de Heere, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken! vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is.
5 Psalmzingt de Heere, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op de ganse aardbodem.
6 Juich en zing vrolijk, gij inwoneres van Sion! want de Heilige Israëls is groot in het midden van u.
Danklied van de verlosten
1 Op die dag zult u zeggen:
Ik dank U, HEERE, dat U toornig op mij geweest bent,
maar Uw toorn is afgekeerd en U troost mij.
2 Zie, God is mijn heil,
ik zal vertrouwen en geen angst hebben,
want mijn kracht en psalm is de HEEREHEERE,
en Hij is mij tot heil geworden.
3 U zult met vreugde water scheppen
uit de bronnen van het heil.

4 Op die dag zult u zeggen:
Dank de HEERE, roep Zijn Naam aan,
maak Zijn daden bekend onder de volken,
roep in herinnering dat Zijn Naam hoogverheven is.
5 Zing psalmen voor de HEERE, want Hij heeft zeer grote dingen gedaan.
Laat dit bekend worden over heel de aarde!
6 Juich en zing vrolijk, inwoonster van Sion,
want groot in uw midden is de Heilige van Israël.