De Statenvertaling wordt – vooral in de gereformeerde gezindte – nog steeds veel gebruikt. Maar ‘de’ Statenvertaling bestaat niet, want er zijn in alle achterliggende eeuwen verschillende edities van verschenen. Ook de GBS-editie uit 1973 is daarom niet ‘de’ Statenvertaling.
Samenvatting
De Statenvertaling neemt in het Nederlandse taalgebied nog altijd een belangrijke plaats in onder de bijbelvertalingen. Maar over welke tekst hebben we het eigenlijk als we spreken over ‘de’ Statenvertaling? In dit artikel worden de verschillende edities ervan op een rij gezet. Daarbij speelt een vraag mee die recentelijk is opgekomen binnen de gereformeerde gezindte: is het niet hoog tijd voor een taalkundig opnieuw aangepaste versie van deze vertaling?
De eerste editie van de Statenvertaling (SV) kwam uit in 1637. Deze tekst is volledig beschikbaar gemaakt op de website www.bijbelsdigitaal.nl (en ook op deze website, red.). De site biedt hoge kwaliteit scans van iedere bladzijde én daarnaast een volledige transcriptie van de tekst, inclusief alle kanttekeningen. Hiermee kan iedereen een blik werpen op wat we als de SV in eigenlijke zin kunnen beschouwen. Behalve van de SV biedt deze website ook scans en transcripties van een aantal andere vertalingen, waaronder de Deux-Aesbijbel uit 1562. Bovendien biedt de site de mogelijkheid om de tekst van de verschillende oude Nederlandse vertalingen met elkaar te vergelijken. Zo kan iedereen met eigen ogen vaststellen wat onlangs werd geconcludeerd door Dirk-Jan de Kooter (zie zijn artikel elders in dit nummer), namelijk dat de SV wat betreft het Nieuwe Testament in verregaande mate overeenkomt met de Deux-Aesbijbel.
In 1657 verscheen een verbeterde druk van de SV met aanvullingen en correcties van drukfouten – voor het overgrote deel in de kanttekeningen, en voor een klein gedeelte in de tekst van de vertaling. Hier en daar is ook de vertaling1 bewust gewijzigd. Bijvoorbeeld in Exodus 1:7, waar in ‘ende wiessen overvloedelick in grooten getale’ de laatste drie woorden zijn geschrapt. Maar het oorspronkelijke karakter van de Statenbijbel is in de editie van 1657 niet gewijzigd.
Latere edities
Ook de verbeterde druk van 1657 bleek nog tal van inconsequenties te bevatten in spelling en leestekengebruik. Bovendien gold dat de taal van de SV al bij verschijning een verouderde indruk maakte. Dat is niet verwonderlijk als men bedenkt dat die zwaar steunde op het taalgebruik in de Deux-Aesbijbel, een vertaling uit het midden van de zestiende eeuw. Met name in de negentiende eeuw werden pogingen ondernomen om tot verbeterde, actuelere en leesbaarder edities van de SV te komen.2 Een van die edities is wat later de Jongbloed-editie is gaan heten – al blijft het onduidelijk wanneer, waar en door wie die precies is bezorgd. Deze negentiende-eeuwse edities van de SV voerden tal van moderniseringen door in spelling en taalgebruik, en veranderingen in interpunctie en hoofdlettergebruik. Wat tegenwoordig doorgaat voor ‘de Statenvertaling’ gaat over het algemeen terug op een van deze negentiende-eeuwse drukken.
Zuivere editie?
In zeer behoudende kringen van de gereformeerde gezindte wordt veelal gebruikgemaakt van de gereviseerde editie van de SV van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS). Deze editie is in 1973 te Dordrecht verschenen. Volgens de uitgever gaat deze uitgave rechtstreeks terug op de verbeterde druk van de Statenbijbel uit 1657.3
De GBS streefde er met deze herziening van de Statenbijbel naar de bijbellezers in de hele breedte van de gereformeerde gezindte in de twintigste eeuw te dienen. De herziening zou niet al te drastisch zijn. Volgens L.M.P. Scholten, oud-directeur van de GBS, beperkte de GBS-editie zich tot het uitzuiveren van fouten en onregelmatigheden die na 1657 in een proces van meer dan driehonderd jaar in de vertaling waren geslopen: ‘Dat waren er overigens nog altijd honderden, vooral in het leesteken- en hoofdlettergebruik.’4
In werkelijkheid gaat het in de GBS-editie van 1973 echter om veel meer wijzigingen. Het betreft daarbij tal van moderniseringen in spelling en woordgebruik, zoals we die ook kennen uit de negentiende-eeuwse vernieuwde edities van de SV.5
Het gegeven dat de editie van de GBS geen zuivere weerspiegeling van de editie van 1657 vormt, maar ook negentiende-eeuwse moderniseringen volgt, werd onlangs in het Reformatorisch Dagblad als argument aangevoerd om open te staan voor een nieuwe editie van de SV, waarin spelling en taalgebruik verder worden aangepast.6
De wens is helder: om de SV te kunnen blijven lezen, volstaan de (selectief doorgevoerde) negentiende-eeuwse moderniseringen niet meer. De taal zou moeten worden aangepast aan het huidige Nederlands.
Herzien is ingrijpen in taal en spelling
De verschillen tussen de Nederlandse taal van de zestiende en zeventiende eeuw en die van de eenentwintigste eeuw zijn enorm. Dat kan iedereen constateren die de transcriptie van de SV 1637 bekijkt op bijbelsdigitaal.nl (of op deze website, red.). De edities van de SV die op dit moment het meest in gebruik zijn, de GBS-editie uit 1973, de Jongbloed-editie, en de NBG-editie uit 1977 (die ook wel de Tukker-bijbel wordt genoemd), grijpen alle fors in de editie van 1657 in, zowel wat betreft de spelling als wat betreft het taalgebruik.
Een vergelijking van weergaven van een korte passage uit Genesis 5 laat zien dat praktisch elk woord uit het origineel van 1657 in de gereviseerde versies is aangepast aan de spelling van het latere Nederlands. We zien ‘-s’ in plaats van ‘-sch(e)’, ‘k’ in plaats van ‘ck’, ‘aa’ in plaats van ‘ae’, ‘-g’ in plaats van ‘-ch’, ‘-d’ in plaats van ‘-dt’, ‘-d’ in plaats van ‘-t’ en ‘ij’ in plaats van ‘y’. Verder is ‘en’ in de plaats gekomen van ‘ende’, de persoonsvorm ‘stierf ’ in de plaats van ‘sterf ’ en ‘gewon’ in de plaats van ‘gewan’. Ook het lijdend voorwerp schrijft men niet meer vast aan persoonsvorm of onderwerp (zie ‘hyse’ en ‘segendese’ in vers 2).
De Jongbloed-editie, de GBS-editie en de 1977-editie hanteren nog de naamvals-s voor de genitief (‘de gelijkenis Gods’ vers 1), maar wel op een andere manier dan de uitgave van 1657 dat deed (‘de gelijckenisse Godes’). In alle edities staat ‘Adams dagen’ in vers 4. Opvallend is dat in de Jongbloed-editie en de GBS-editie de oude naamvals-n wordt gebruikt in het lidwoord bij het lijdend voorwerp in vers 1: ‘Ten dage als God den mens schiep’. Een dergelijke spelling mag dan het idee oproepen dat de lezer een echte SV voor zich heeft, ze is wel misplaatst als men ziet dat bijvoorbeeld de uitgang ‘-sch’ in ‘mens’ wel is geschrapt.
Woordkeus herzien
Verandering van taalkundige regels en spellingsregels blijken makkelijker doorgevoerd te worden dan veranderingen in woordgebruik. Het unieke van de GBS-editie uit 1973 is dat daarin ongeveer 350 woorden zijn opgenomen die in de negentiende eeuw al als verouderd werden beschouwd en die in latere edities voor een belangrijk deel dan ook zijn vervangen. Achter in de GBS-editie is een woordenlijst opgenomen waarin deze verouderde woorden worden verklaard. Zoals ‘bagge’ (= kostbare ring) in Spreuken 11:22, ‘ruchelen’ (= balken) in Job 6:5 en ‘meesteren’ (= medisch behandelen) in Jeremia 51:9. Vele woorden van die woordenlijst komen trouwens ook nog voor in de Jongbloed-editie en in de 1977-editie.
Hoewel men met elke herziening van de SV zo dicht mogelijk bij het karakter van het origineel wil blijven, is het onontkoombaar dat woorden uit de zeventiende-eeuwse Bijbel in moderne uitgaven vervangen worden. Voor woorden die in het hedendaagse taalgebruik een negatieve klank hebben gekregen, bijvoorbeeld, is in alle gereviseerde versies van de Statenvertaling een alternatief gebruikt. Het maakt in dat opzicht niet zo veel uit of men de GBS-editie, de Jongbloed-editie of de 1977-editie leest. Een bekend voorbeeld is het woord ‘wijf ’, dat in de zeventiende eeuw een gewoon woord was voor ‘vrouw’ (130 keer in de Statenbijbel). In alle herziene versies is ‘wijf ’ vervangen door het woord ‘vrouw’. Inconsistent is wel dat de GBS-editie het woord ‘bywijf ’ handhaaft, zoals in Rechters 19:2.
De Herziene Statenvertaling, de meest verstrekkende herziening
De Herziene Statenvertaling (HSV) uit 2010 gaat al reviserend veel verder dan haar voorgangers. De hieronder geboden tekstvergelijking laat dat ook zien. In Genesis 5:1 is met ‘Dit is het boek van de afstammelingen van Adam’ gekozen voor gangbaarder Nederlands dan ‘Dit is het boek van Adams geslacht’ in de andere herziene versies. Ook in de keuze van het werkwoord ‘verwekken’ in plaats van ‘gewinnen’ in vers 3 en 4 wijkt de HSV af. Dat geldt ook voor het woordpaar ‘mannelijk en vrouwelijk’ in Genesis 5:1, dat inhoudelijk een bewust gekozen verbetering betekent ten opzichte van ‘man en wijf ’ in de editie van 1657.7
De revisie in de HSV is verstrekkend. Het is daarom niet verwonderlijk dat deze vertaling in de ogen van velen geen revisie van de SV is, maar in feite een nieuwe vertaling in het spoor van de SV.
Statenvertaling niet meer leesbaar
De edities van de SV die tegenwoordig het meest worden gebruikt, sluiten niet aan bij het taalgebruik van hedendaagse bijbellezers. De selectief doorgevoerde moderniseringen en spellingswijzigingen uit de negentiende en twintigste eeuw voldoen volgens velen niet meer. Het probleem dat de SV niet meer begrepen wordt, blijft onverminderd bestaan. Voor dat probleem zijn ook in de eenentwintigste eeuw oplossingen bedacht.
De HSV combineert de uitgangspunten en principiële keuzes van de SV met het gebruik van courant Nederlands. Ook verscheen de Basisbijbel (zie op https://www.basisbijbel.nl), een sterk vereenvoudigde tekst van de Bijbel in gemakkelijk Nederlands, gebaseerd op de SV. Inmiddels is dus de vraag opnieuw opgekomen of de SV ‘zelf ’ in een gemoderniseerd taalkleed kan worden gestoken. Blijkbaar zijn de al gegeven antwoorden niet voldoende, ook niet voor degenen die de Statenbijbel blijven koesteren.
Dr. J. van Dorp werkt bij het NBG als vertaler en oudtestamenticus.
Verschillende Statenvertaling-versies van Genesis 5:1-5
Statenvertaling 1657
Jongbloed-editie (negentiende eeuw)
GBS-editie 1973
Statenvertaling 1977 (Tukker-editie)
Herziene Statenvertaling 2010
1 Dit is het boeck van Adams geslachte: ten dage als Godt den mensche schiep, maeckte hy hem nae de gelijckenisse Godes.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God de mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God.
2 Man ende wijf schiep hyse, ende segendese, ende noemde haren naem, mensche, ten dage als sy geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende hen, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden.
3 Ende Adam leefde hondert ende dertich jaren, ende gewan [eenen soon] nae sijne gelijckenisse, nae sijn evenbeelt: ende noemde sijnen name, Seth.
3 En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 En Adam leefde honderd dertig jaar, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 En Adam leefde honderd dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.
4 Ende Adams dagen, na dat hy Seth gewonnen hadde, zijn geweest acht hondert jaer: ende hy gewan sonen ende dochteren.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochters.
4 Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
5 So waren alle de dagen van Adam, die hy leefde, negen hondert jaer, ende dertich jaer: ende hy sterf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaar, en dertig jaar; en hij stierf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
5 Al de dagen die Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf.
Verschillende Statenvertaling-versies van Genesis 5:1-5
Bronvermelding
Jaap van Dorp, ‘De vele edities van de Statenvertaling’ in: Met Andere Woorden 37/1 (mei 2018), 37-43.
Godt laet sijn verbont met Israël door den Propheet uyt roepen, vers 1, etc. straft de vorige, ende tegenwoordige verbontbrekinge van Israël ende Iuda, door veelvoudige afgoderije, 8. daerom hy een groot ende onvermijdelick ongeluck over hen wil brengen, 11, 16, 17. verbiedt den Propheet voor haer te bidden, 14. klaeght over des volcks huychelsche Godtsdiensten, ende sorghloosheyt, 15. De Propheet klaeght voor Godt over de moortdadige conspiratie sijner lantslieden van Anathoth, tegen hem, ende begeert Godts wrake, die hem Godt voorseyt, 18.
1HEt woort, dat tot Ieremia geschiet is, van den HEERE, seggende:
2
Ieremia 11:2
Ghy Ieremia, ende andere mijne vroome Propheten, ende Priesteren die noch onder den volcke overigh zijt, (als sommige dit nemen) hoort dit, ende draegt het daer na den volcke voor.
Hooret ghylieden de woorden deses verbonts, ende spreket tot de
Ieremia 11:2
Hebr. man. Siet bov. 4. op vers 3. alsoo onder vers 9.
mannen van Iuda, ende tot de inwonders van Ierusalem.
3
Ieremia 11:3
Ghy Ieremia.
Seght dan tot hen; Soo seyt de HEERE, de Godt Israëls:
eedt bevestige, dien ick uwen vaderen gesworen hebbe; hen te geven een lant,
Ieremia 11:5
Siet Exod. 3. op vers 8.
vloeijende van melck ende honigh, als het is te desen dage: Doe antwoordde ick ende seyde,
Ieremia 11:5
Siet Num. 5. op vers 22. Deut. 27.15.
Amen, O HEERE.
6Ende de HEERE seyde tot my; Roept alle dese woorden uyt in de steden van Iuda, ende in de straten van Ierusalem, seggende: Hooret de woorden deses verbonts, ende doet deselve.
7Want ick hebbe uwe vaderen
Ieremia 11:7
Hebr. betuygende betuyght.
ernstelick betuygt,
Ieremia 11:7
D. van der tijt aen.
ten dage als ickse uyt Egyptenlant opvoerde, tot op desen dagh;
bidt niet voor dit volck, ende en heft geen geschrey noch gebedt voor hen op: want ick en sal niet hooren, ter tijt als sy over haer quaet tot my sullen roepen.
15
Ieremia 11:15
Vergel. de maniere van spreken met 2.Sam. 16.10. ende de aenteeck. aldaer.
Wat heeft mijn
Ieremia 11:15
T.w. dit volck, (’t Hebr. woort staet in het manlick geslacht, maer de volgende woorden in het vrouwelicke) dat sich alsoo noemt, ofte des beroemt, dat het mijn beminde volck is: ofte, Godt noemtse soo, niet tegenstaende hare ondanckbaerheyt, van wegen sijn verbont, dat hy met hen ende hare vaderen gemaeckt, ende de weldaden, die hy haer bewesen hadde. Vergel. ond. 12.7, 8. Rom. 3.3. en 11.28. Sommige verstaen hier door, den Propheet Ieremiam, ende andere dienstknechten Godts, die dagelicks in den Tempel tot dit boose volck propheteerden. Vergel. bov. 7.2. als of Godt seyde: Wat hebben mijne knechten meer in den Tempel by dit wederspannigh volck te doen om haer te onderwijsen, of voor haer te bidden? Siet vers 14.
beminde in
Ieremia 11:15
Den Tempel: als of Godt seyde: Wat loopense veel in den Tempel, daerse doch soo vol aller boosheyt zijn?
mijn huys [te doen,] dewijle
Ieremia 11:15
Verst. de dochter mijns volcks, ofte de stadt Ierusalem, D. de inwoonders.
sy die
Ieremia 11:15
Anders, grove schendelickheyt, om dat het Hebr. woort, beteeckenende een grouwelick feyt, ofte, aenslagh, (siet Pro. 31. op vers 16.) hier een letter meer heeft, als ordinaris, dienende tot verswaringe van de beteeckeninge. Vergel. Psalm 3. op vers 3. Verstaet hier door, de grouwelicke afgoderije, waer van vers 13. etc.
schendelicke daet
Ieremia 11:15
T.w. met vele afgoden, als bov. vers 13. of, men kan het duyden op de menighte, ofte grooten hoop der gener, die dese grouwelen bedreven, aldus: Dewijl haerder vele dese schendelicke daet bedrijven: Sommige stellen in plaetse van met vele, [ja selfs] de Groote. Vergel. Ezech. 8.11. ende 23.39.
[met] velen doet, ende
Ieremia 11:15
Hebr. het vleesch der heyligheyt, ofte, des heylighdoms, zijn van u geweken, of, sullen van u wijcken. Gelijck het woort, vleesch, by ons in’t getal van velen niet gebruycklick en is, alsoo wort het oock in den Hebreeuschen Bybelschen text niet meer als eens (Prov. 14.30.) in het getal van velen gebruyckt. De sin is, Alle uwe offerhanden, O Ierusalem, en deugen niet meer, ghy en doet geen heyligh offer meer, om dat ghy alles met uwe boosheyt ontheylight. Sommige verstaen het aldus, Dat Godt haer dreyge, de tijt zy voor handen, datse om hare godtloosheyt gestraft ende uyt haer lant verjaeght zijnde, in den Tempel niet meer en sullen konnen komen, noch offeren, noch hare vrolicke maeltijden van het vleesch der offerhanden houden, gelijck sy nu deden, doch met eene grouwelicke ontheyliginge van Godts heylige insettingen, daerom haer Godt uyt sijn huys ende lant verstooten soude. Sommige verstaen door het heylige vleesch, de oprechte Israëliten, die uytwendigh ende inwendigh besneden waren.
het heylige vleesch van u geweken is?
Ieremia 11:15
Ofte, want [in] uwe boosheyt, etc. And. wanneer u quaet, (D. uwe straffe, elende) [voorhanden is, ofte door mijne Propheten voorseyt ofte gedreyght wort] dan verheught ghy u, D. ghy veracht mijne dreygementen soo seer, dat ghy oock, als tot mijnen spijt, des te meer vreughde bedrijft, om te toonen dat ghy der niet op en past.
wanneer ghy quaet [doet], dan springt ghy op van vreughde.
16De HEERE hadde uwen naem genoemt, eenen groenen olijfboom, schoon van
Ieremia 11:16
Hebr. vrucht van gedaente.
lieflicke vruchten: [maer nu] heeft hy met een geluyt van een groot
Ieremia 11:16
Vergel. Ezech. 1.24.
geroep een
Ieremia 11:16
Verstaet de verwoestinge, het verderf ende de verteeringe van lant ende lieden, door de Babyloniers.
vyer om
Ieremia 11:16
Olijfboom. And. een vyer heeft sijne bladeren aengesteken.
Als eenen olijfboom: gelijck in het voorgaende vers geseyt is.
geplant, heeft een
Ieremia 11:17
Het verderf door de Babyloniers.
quaet over u uyt gesproken: om der boosheyt wille des huyses Israëls, ende des huyses Iuda, die sy onder hen bedrijven, om my
Ieremia 11:17
Ofte, tot toorn te verwecken.
te vertoornen, roockende den Baal.
18De
Ieremia 11:18
Als ick in eenvoudigheyt mijn beroep waer nam, volgens Godes last, ende op geen quaet en dachte.
HEERE nu heeft het my te kennen gegeven, dat ick het wete: Doe
Ieremia 11:18
Dit spreeckt Ieremia tot Godt, dien hy als getuyge neemt, dat hy hier van niets en spreeckt uyt menschelicke suspicien ofte affecten, maer alleen uyt de Godtlicke openbaringe, door een gesichte. Vergel. ond. 24.1.
hebt ghy my hare handelingen doen sien.
19Ende ick was als een lam, [als] een osse, die geleyt wort
Ieremia 11:19
Ter slachtinge, om geslacht te worden, dat men hem slachte.
om te slachten: want ick en wiste niet dat sy
Ieremia 11:19
D. boose aenslagen ende practijcken tegen my voor hadden.
gedachten tegen my dachten, [seggende;] Laet ons
Ieremia 11:19
T.w. den Propheet Ieremia, met sijne leere, ofte prophetie.
den boom met sijne
Ieremia 11:19
Hebr. eygentl. broot, D. spijse, ende voorts, vrucht, als die ter spijse dient.
vrucht verderven, ende laet ons hem uyt den
Ieremia 11:19
Siet Psalm 27. op vers 13.
lande der levendigen uytroeijen, dat sijn naem niet meer gedacht en worde.
20Maer, O HEERE der heyrscharen, ghy
Ieremia 11:20
Hebr. Richter der gerechtigheyt, ofte, die gerechtigheyt richtet.