1 Dry jonge lieden strijden wie van haer de wijste spreucke sal voortbrengen. 9 ende beroepen haer op het oordeel des Koninghs. 18 De eerste houdt dat de Wijn de sterckste is.
1 ENde Darius Koningh zijnde maeckte een groote maeltijdt voor alle de ghene die onder hem stonden, ende voor alle sijne huysgenooten, ende voor alle de Groote van Meden ende Persen.
2 Ende voor alle sijne Vorsten, ende Krijghs-overste, ende Overste der Landen die onder hem waren van Indien aen tot Ethyopien toe, inde hondert en seventien Provincien.
3 Ende als sy ghegeten ende ghedroncken hadden, ende wel versadight waren, keerden sy weder nae huys. Doch Darius de Koningh keerde weder in sijne slaepkamer, ende viel in slaep ende ontwaeckte wederom.
4 Doe seyden de dry jongelingen, die des Konings lijf-wacht waren, ende sijn lijf bewaerden, d’een tot den anderen,
5 Laet ons yegelick een spreucke seggen, WIE DE STERCKSTE ZY: ende soo wiens woordt wijser sal schijnen dan des anderen, den selven sal de Koningh Darius groote giften ende groote overwin-teeckenen geven.
6 Hy sal hem met purper doen kleeden, ende uyt goude vaten doen drincken, ende op gouden [koetsen ] doen slapen, ende sal hem eenen wagen geven die [van peerden ] met goude toomen [wordt ghetrocken ,] ende eenen hoedt van fijne zijde, ende een keten om sijnen hals.
7 Ende sal de tweede naest Darium sitten van wegen sijne wijsheydt, ende sal een bloedt-vriendt Darij genaemt worden.
8 Doe schreef een yegelijck sijn eygen spreucke, ende verzegelde die, ende leydese onder het oor-kussen des Koninghs Darij:
9 Ende seyden, wanneer de Koningh sal opgestaen zijn, soo sullen sy hem het geschrifte geven: ende van wie de Koningh ende de dry Overste van Persen sullen oordeelen, dat sijne reden de wijste is, dien sal de overwinninghe gegeven worden, gelijck geschreven is.
10 De eerste schreef, De Wijn is de sterckste.
11 De andere, De Koningh is de sterckste.
12 De derde schreef, De Vrouwen zijn de sterckste, maer boven alle overwint de waerheydt.
13 Ende als de Koningh opgestaen was, namen sy het geschrift, ende gaven het hem, ende hy las het.
14 Ende uytgesonden hebbende liet hy roepen alle de Groote van Persen ende Meden, ende de Vorsten, ende de Krijgs-Overste, ende Overste der Landen, ende de Burgermeesteren.
15 Ende hy settede hem neder in sijnen Raedt, ende het schrift wierdt voor haer gelesen, ende hy seyde:
16 Roept de jongelingen, ende laet haer selve hare redenen verklaren, ende sy wierden gheroepen, ende quamen binnen, ende sy seyden tot haer,
17 Doet ons verklaringhe van het gene [by u-lieden ] is geschreven.
18 Ende de eerste begon, die van de sterckte des wijns gesproken hadde, ende seyde aldus,
19 O mannen, hoe oversterck is de wijn: hy verleyt alle de menschen die hem drincken.
20 Hy maeckt het verstant des Konings ende des weesen eenderley verstant, gelijck oock het [verstandt ] des dienstknechts, ende des vrijen, het [verstant ] des armen en des rijcken .
21 Ende hy verandert alle verstandt in vreughde ende vrolickheyt, ende hy en gedenckt aen geene droefheyt, noch aen geene schult:
22 Hy maeckt alle herten rijck, ende en gedenckt niet aen den Koningh ofte Vorst, ende hy maeckt dat een yeder van talenten spreeckt.
23 Als sy wijn gedroncken hebben, en gedencken sy niet om vriendelick te zijn den vrienden ende broederen, ende trecken korts daer na de sweerden uyt.
24 Ende als sy van den wijn opgestaen zijn, soo en gedencken sy niet wat sy gedaen hebben.
25 O mannen, is de wijn niet de sterckste, dewijle hy dit dwinght te doen? Ende hy sweeg stille, als hy alsoo gesproken hadde.
© © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap 2024