David vermaent de machtige deser werelt, om den waren Godt met sijne Kercke te eeren ende te dienen, die sijne majesteyt ende macht betoont door donder, blicksem, ende watervloeden: waer van hy sijne behoorlicke eere alleenlick ontfanght in sijne Kercke, die hy oock zegent ende behoudt.
1 EEn Psalm Davids. Gevet den HEERE, ghy kinderen der machtigen, gevet den HEERE eere ende sterckte.
2 Gevet den HEERE de eere sijns naems; aenbiddet den HEERE in de heerlickheyt des heylighdoms.
3 De stemme des HEEREN is op de wateren, de Godt der eeren dondert; de HEERE is op de groote wateren.
4 De stemme des HEEREN is met kracht; de stemme des HEEREN is met heerlickheyt.
5 De stemme des HEEREN breeckt de cederen; Ia de HEERE verbreeckt de cederen Libanons.
6 Ende hy doetse huppelen als een kalf; den Libanon, ende Sirion, als een jongh eenhoorn.
7 De stemme des HEEREN houwt’er vlammen vyers uyt.
8 De stemme des HEEREN doet de woestijne beven; de HEERE doet de woestijne Kades beven.
9 De stemme des HEEREN doet de hinden jongen werpen, ende ontbloot de wouden: maer in sijnen tempel, seyt [hem ] een yegelick eere.
10 De HEERE heeft geseten over den watervloet; ja de HEERE sitt, Koningh in eeuwigheyt.
11 De HEERE sal sijnen volcke sterckte geven; de HEERE sal sijn volck zegenen met vrede.
Gods majesteit in het onweer
1 Een psalm van David.
Geeft de Heere, gij kinderen der machtigen! geeft de Heere eer en sterkte.
2 Geeft de Heere de eer Zijns Naams, aanbidt de Heere in de heerlijkheid van het heiligdom.
3 De stem des Heeren is op de wateren, de God der ere dondert; de Heere is op de grote wateren.
4 De stem des Heeren is met kracht, de stem des Heeren is met heerlijkheid.
5 De stem des Heeren breekt de cederen; ja, de Heere verbreekt de cederen van Libanon.
6 En Hij doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als een jonge eenhoorn.
7 De stem des Heeren houwt er vlammen vuur uit.
8 De stem des Heeren doet de woestijn beven; de Heere doet de woestijn Kades beven.
9 De stem des Heeren doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt Hem een ieder eer.
10 De Heere heeft gezeten over de watervloed; ja, de Heere zit, Koning in eeuwigheid.
11 De Heere zal Zijn volk sterkte geven; de Heere zal Zijn volk zegenen met vrede.