David stelt hier hemselven, ende sijn hofgesin, eenen yederen tot een exempel, betuygende, dat hy de vrome soude vereeren ende verheffen, maer de boose straffen, ende van sich drijven.
1 EEn Psalm Davids. Ick sal van goedertierenheyt ende recht singen: u sal ick psalmsingen, O HEERE.
2 Ick sal verstandelick handelen in den oprechten wegh; Wanneer sult ghy tot my komen? Ick sal in het midden mijns huyses wandelen, in oprechtigheyt mijnes herten.
3 Ick en sal geen Belials stuck voor mijne oogen stellen: Ick hate het doen der afvalligen: het en sal my niet aenkleven.
4 Het verkeert herte sal van my wijcken: den boosen en sal ick niet kennen.
5 Die sijnen naesten in het heymelick achterklapt, dien sal ick verdelgen: die hooge van oogen is, ende trotz van herten, dien en sal ick niet vermogen.
6 Mijne oogen sullen zijn op de getrouwe in den lande, datse by my sitten: die in den oprechten wegh wandelt, die sal my dienen.
7 Wie bedrogh pleeght, en sal binnen mijn huys niet blijven: die leugenen spreeckt, en sal voor mijne oogen niet bevestight worden.
8 Alle morgen sal ick alle godtloose des lants verdelgen, om uyt de stadt des HEEREN alle werckers der ongerechtigheyt uyt te roeijen.
Regeringsverklaring
1 Een psalm van David.
Ik zal zingen van goedertierenheid en recht,
voor U zal ik psalmen zingen, HEERE.
2 Ik zal verstandig handelen, op de volmaakte weg.
Wanneer zult U tot mij komen?
Ik zal binnen mijn huis wandelen
met een oprecht hart.
3 Ik zal mij geen verdorven praktijken
voor ogen stellen.
Ik haat wat de afvalligen doen,
hun daden zullen zich niet aan mij hechten.
4 Het slinkse hart zal ver van mij weggaan,
de kwaaddoener zal ik niet kennen.
5 Wie zijn naaste in het geheim lastert,
hem zal ik ombrengen.
Wie hoogmoedige ogen heeft en een trots hart,
hem zal ik niet verdragen.
6 Mijn ogen zijn gericht op de trouwe mensen in het land,
opdat zij bij mij zullen zitten.
Wie op de volmaakte weg gaat,
die zal mij dienen.
7 Wie bedrog pleegt,
zal binnen mijn huis niet verblijven.
Wie leugens spreekt,
zal voor mijn ogen geen stand houden.
8 Elke morgen zal ik
alle goddelozen in het land ombrengen,
door allen die onrecht bedrijven,
uit de stad van de HEERE uit te roeien.