De Statenvertaling wordt – vooral in de gereformeerde gezindte – nog steeds veel gebruikt. Maar ‘de’ Statenvertaling bestaat niet, want er zijn in alle achterliggende eeuwen verschillende edities van verschenen. Ook de GBS-editie uit 1973 is daarom niet ‘de’ Statenvertaling.
Samenvatting
De Statenvertaling neemt in het Nederlandse taalgebied nog altijd een belangrijke plaats in onder de bijbelvertalingen. Maar over welke tekst hebben we het eigenlijk als we spreken over ‘de’ Statenvertaling? In dit artikel worden de verschillende edities ervan op een rij gezet. Daarbij speelt een vraag mee die recentelijk is opgekomen binnen de gereformeerde gezindte: is het niet hoog tijd voor een taalkundig opnieuw aangepaste versie van deze vertaling?
De eerste editie van de Statenvertaling (SV) kwam uit in 1637. Deze tekst is volledig beschikbaar gemaakt op de website www.bijbelsdigitaal.nl (en ook op deze website, red.). De site biedt hoge kwaliteit scans van iedere bladzijde én daarnaast een volledige transcriptie van de tekst, inclusief alle kanttekeningen. Hiermee kan iedereen een blik werpen op wat we als de SV in eigenlijke zin kunnen beschouwen. Behalve van de SV biedt deze website ook scans en transcripties van een aantal andere vertalingen, waaronder de Deux-Aesbijbel uit 1562. Bovendien biedt de site de mogelijkheid om de tekst van de verschillende oude Nederlandse vertalingen met elkaar te vergelijken. Zo kan iedereen met eigen ogen vaststellen wat onlangs werd geconcludeerd door Dirk-Jan de Kooter (zie zijn artikel elders in dit nummer), namelijk dat de SV wat betreft het Nieuwe Testament in verregaande mate overeenkomt met de Deux-Aesbijbel.
In 1657 verscheen een verbeterde druk van de SV met aanvullingen en correcties van drukfouten – voor het overgrote deel in de kanttekeningen, en voor een klein gedeelte in de tekst van de vertaling. Hier en daar is ook de vertaling1 bewust gewijzigd. Bijvoorbeeld in Exodus 1:7, waar in ‘ende wiessen overvloedelick in grooten getale’ de laatste drie woorden zijn geschrapt. Maar het oorspronkelijke karakter van de Statenbijbel is in de editie van 1657 niet gewijzigd.
Latere edities
Ook de verbeterde druk van 1657 bleek nog tal van inconsequenties te bevatten in spelling en leestekengebruik. Bovendien gold dat de taal van de SV al bij verschijning een verouderde indruk maakte. Dat is niet verwonderlijk als men bedenkt dat die zwaar steunde op het taalgebruik in de Deux-Aesbijbel, een vertaling uit het midden van de zestiende eeuw. Met name in de negentiende eeuw werden pogingen ondernomen om tot verbeterde, actuelere en leesbaarder edities van de SV te komen.2 Een van die edities is wat later de Jongbloed-editie is gaan heten – al blijft het onduidelijk wanneer, waar en door wie die precies is bezorgd. Deze negentiende-eeuwse edities van de SV voerden tal van moderniseringen door in spelling en taalgebruik, en veranderingen in interpunctie en hoofdlettergebruik. Wat tegenwoordig doorgaat voor ‘de Statenvertaling’ gaat over het algemeen terug op een van deze negentiende-eeuwse drukken.
Zuivere editie?
In zeer behoudende kringen van de gereformeerde gezindte wordt veelal gebruikgemaakt van de gereviseerde editie van de SV van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS). Deze editie is in 1973 te Dordrecht verschenen. Volgens de uitgever gaat deze uitgave rechtstreeks terug op de verbeterde druk van de Statenbijbel uit 1657.3
De GBS streefde er met deze herziening van de Statenbijbel naar de bijbellezers in de hele breedte van de gereformeerde gezindte in de twintigste eeuw te dienen. De herziening zou niet al te drastisch zijn. Volgens L.M.P. Scholten, oud-directeur van de GBS, beperkte de GBS-editie zich tot het uitzuiveren van fouten en onregelmatigheden die na 1657 in een proces van meer dan driehonderd jaar in de vertaling waren geslopen: ‘Dat waren er overigens nog altijd honderden, vooral in het leesteken- en hoofdlettergebruik.’4
In werkelijkheid gaat het in de GBS-editie van 1973 echter om veel meer wijzigingen. Het betreft daarbij tal van moderniseringen in spelling en woordgebruik, zoals we die ook kennen uit de negentiende-eeuwse vernieuwde edities van de SV.5
Het gegeven dat de editie van de GBS geen zuivere weerspiegeling van de editie van 1657 vormt, maar ook negentiende-eeuwse moderniseringen volgt, werd onlangs in het Reformatorisch Dagblad als argument aangevoerd om open te staan voor een nieuwe editie van de SV, waarin spelling en taalgebruik verder worden aangepast.6
De wens is helder: om de SV te kunnen blijven lezen, volstaan de (selectief doorgevoerde) negentiende-eeuwse moderniseringen niet meer. De taal zou moeten worden aangepast aan het huidige Nederlands.
Herzien is ingrijpen in taal en spelling
De verschillen tussen de Nederlandse taal van de zestiende en zeventiende eeuw en die van de eenentwintigste eeuw zijn enorm. Dat kan iedereen constateren die de transcriptie van de SV 1637 bekijkt op bijbelsdigitaal.nl (of op deze website, red.). De edities van de SV die op dit moment het meest in gebruik zijn, de GBS-editie uit 1973, de Jongbloed-editie, en de NBG-editie uit 1977 (die ook wel de Tukker-bijbel wordt genoemd), grijpen alle fors in de editie van 1657 in, zowel wat betreft de spelling als wat betreft het taalgebruik.
Een vergelijking van weergaven van een korte passage uit Genesis 5 laat zien dat praktisch elk woord uit het origineel van 1657 in de gereviseerde versies is aangepast aan de spelling van het latere Nederlands. We zien ‘-s’ in plaats van ‘-sch(e)’, ‘k’ in plaats van ‘ck’, ‘aa’ in plaats van ‘ae’, ‘-g’ in plaats van ‘-ch’, ‘-d’ in plaats van ‘-dt’, ‘-d’ in plaats van ‘-t’ en ‘ij’ in plaats van ‘y’. Verder is ‘en’ in de plaats gekomen van ‘ende’, de persoonsvorm ‘stierf ’ in de plaats van ‘sterf ’ en ‘gewon’ in de plaats van ‘gewan’. Ook het lijdend voorwerp schrijft men niet meer vast aan persoonsvorm of onderwerp (zie ‘hyse’ en ‘segendese’ in vers 2).
De Jongbloed-editie, de GBS-editie en de 1977-editie hanteren nog de naamvals-s voor de genitief (‘de gelijkenis Gods’ vers 1), maar wel op een andere manier dan de uitgave van 1657 dat deed (‘de gelijckenisse Godes’). In alle edities staat ‘Adams dagen’ in vers 4. Opvallend is dat in de Jongbloed-editie en de GBS-editie de oude naamvals-n wordt gebruikt in het lidwoord bij het lijdend voorwerp in vers 1: ‘Ten dage als God den mens schiep’. Een dergelijke spelling mag dan het idee oproepen dat de lezer een echte SV voor zich heeft, ze is wel misplaatst als men ziet dat bijvoorbeeld de uitgang ‘-sch’ in ‘mens’ wel is geschrapt.
Woordkeus herzien
Verandering van taalkundige regels en spellingsregels blijken makkelijker doorgevoerd te worden dan veranderingen in woordgebruik. Het unieke van de GBS-editie uit 1973 is dat daarin ongeveer 350 woorden zijn opgenomen die in de negentiende eeuw al als verouderd werden beschouwd en die in latere edities voor een belangrijk deel dan ook zijn vervangen. Achter in de GBS-editie is een woordenlijst opgenomen waarin deze verouderde woorden worden verklaard. Zoals ‘bagge’ (= kostbare ring) in Spreuken 11:22, ‘ruchelen’ (= balken) in Job 6:5 en ‘meesteren’ (= medisch behandelen) in Jeremia 51:9. Vele woorden van die woordenlijst komen trouwens ook nog voor in de Jongbloed-editie en in de 1977-editie.
Hoewel men met elke herziening van de SV zo dicht mogelijk bij het karakter van het origineel wil blijven, is het onontkoombaar dat woorden uit de zeventiende-eeuwse Bijbel in moderne uitgaven vervangen worden. Voor woorden die in het hedendaagse taalgebruik een negatieve klank hebben gekregen, bijvoorbeeld, is in alle gereviseerde versies van de Statenvertaling een alternatief gebruikt. Het maakt in dat opzicht niet zo veel uit of men de GBS-editie, de Jongbloed-editie of de 1977-editie leest. Een bekend voorbeeld is het woord ‘wijf ’, dat in de zeventiende eeuw een gewoon woord was voor ‘vrouw’ (130 keer in de Statenbijbel). In alle herziene versies is ‘wijf ’ vervangen door het woord ‘vrouw’. Inconsistent is wel dat de GBS-editie het woord ‘bywijf ’ handhaaft, zoals in Rechters 19:2.
De Herziene Statenvertaling, de meest verstrekkende herziening
De Herziene Statenvertaling (HSV) uit 2010 gaat al reviserend veel verder dan haar voorgangers. De hieronder geboden tekstvergelijking laat dat ook zien. In Genesis 5:1 is met ‘Dit is het boek van de afstammelingen van Adam’ gekozen voor gangbaarder Nederlands dan ‘Dit is het boek van Adams geslacht’ in de andere herziene versies. Ook in de keuze van het werkwoord ‘verwekken’ in plaats van ‘gewinnen’ in vers 3 en 4 wijkt de HSV af. Dat geldt ook voor het woordpaar ‘mannelijk en vrouwelijk’ in Genesis 5:1, dat inhoudelijk een bewust gekozen verbetering betekent ten opzichte van ‘man en wijf ’ in de editie van 1657.7
De revisie in de HSV is verstrekkend. Het is daarom niet verwonderlijk dat deze vertaling in de ogen van velen geen revisie van de SV is, maar in feite een nieuwe vertaling in het spoor van de SV.
Statenvertaling niet meer leesbaar
De edities van de SV die tegenwoordig het meest worden gebruikt, sluiten niet aan bij het taalgebruik van hedendaagse bijbellezers. De selectief doorgevoerde moderniseringen en spellingswijzigingen uit de negentiende en twintigste eeuw voldoen volgens velen niet meer. Het probleem dat de SV niet meer begrepen wordt, blijft onverminderd bestaan. Voor dat probleem zijn ook in de eenentwintigste eeuw oplossingen bedacht.
De HSV combineert de uitgangspunten en principiële keuzes van de SV met het gebruik van courant Nederlands. Ook verscheen de Basisbijbel (zie op https://www.basisbijbel.nl), een sterk vereenvoudigde tekst van de Bijbel in gemakkelijk Nederlands, gebaseerd op de SV. Inmiddels is dus de vraag opnieuw opgekomen of de SV ‘zelf ’ in een gemoderniseerd taalkleed kan worden gestoken. Blijkbaar zijn de al gegeven antwoorden niet voldoende, ook niet voor degenen die de Statenbijbel blijven koesteren.
Dr. J. van Dorp werkt bij het NBG als vertaler en oudtestamenticus.
Verschillende Statenvertaling-versies van Genesis 5:1-5
Statenvertaling 1657
Jongbloed-editie (negentiende eeuw)
GBS-editie 1973
Statenvertaling 1977 (Tukker-editie)
Herziene Statenvertaling 2010
1 Dit is het boeck van Adams geslachte: ten dage als Godt den mensche schiep, maeckte hy hem nae de gelijckenisse Godes.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God de mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.
1 Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God.
2 Man ende wijf schiep hyse, ende segendese, ende noemde haren naem, mensche, ten dage als sy geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende hen, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden.
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden.
3 Ende Adam leefde hondert ende dertich jaren, ende gewan [eenen soon] nae sijne gelijckenisse, nae sijn evenbeelt: ende noemde sijnen name, Seth.
3 En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 En Adam leefde honderd dertig jaar, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 En Adam leefde honderd dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.
3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth.
4 Ende Adams dagen, na dat hy Seth gewonnen hadde, zijn geweest acht hondert jaer: ende hy gewan sonen ende dochteren.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters.
4 En Adams dagen, nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochters.
4 Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters.
5 So waren alle de dagen van Adam, die hy leefde, negen hondert jaer, ende dertich jaer: ende hy sterf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaar, en dertig jaar; en hij stierf.
5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.
5 Al de dagen die Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf.
Verschillende Statenvertaling-versies van Genesis 5:1-5
Bronvermelding
Jaap van Dorp, ‘De vele edities van de Statenvertaling’ in: Met Andere Woorden 37/1 (mei 2018), 37-43.
Vermaen tot studeeringe der wijsheyt, vers 1. ernstige waerschouwinge voor onkuysche vrouwen, 3. vermaninge tot een tuchtigh ende vrolick leven in den echtenstaet, 15. Godt siet alles, vanght ende verderft de godtloose in hare sonden, 21.
1MYn soon, merckt op mijne
Proverbia 5:1
.1 Van het onderscheyt deser twee woorden wijsheyt, ende verstant, siet boven 1. op vers 2.
wijsheyt: neyght u oore tot mijn
Proverbia 5:1
.1 Van het onderscheyt deser twee woorden wijsheyt, ende verstant, siet boven 1. op vers 2.
verstant:
2Op dat ghy alle
Proverbia 5:2
Hebr. bedachtsaemheden. siet bov. 1. op vers 4.
bedachtsaemheyt behoudt: ende uwe
Proverbia 5:2
T.w. daer mede ghy de wetenschap, die ghy uyt mijne leeringe krijght, anderen mooght mede deelen. Vergelijckt Malach. 2.7.
lippen wetenschap bewaren.
3
Proverbia 5:3
Hier wort reden gegeven, waerom de voorgaende vermaninge by de menschen behoort plaetse te hebben.
Want de
Proverbia 5:3
Dat is, woorden. Siet Iob 2. op vers 10. Deselve beteeckenisse heeft het woort gehemelte, dat volght. Alsoo Iob 31.30.
lippen
Proverbia 5:3
Siet boven 2. op vers 16.
der vreemder [vrouwe]
Proverbia 5:3
D. brengen soete, ende lieflicke woorden sonder ophouden voort, waer door de jonge mannen tot hare liefde aengelockt worden. Siet van dese maniere van spreken Deut. 32.2. ende de aenteeck.
D. hare propoosten glijden in het herte door hare lieflicke vleyinge, gelijck de olie in de mage door hare glatheyt. Vergel. onder 26.28.
haer gehemelte is gladder dan olie.
4Maer
Proverbia 5:4
Ofte, haer eynde, ofte, uytgangh. De sin is, dat de uytkomste van alle de lieflickheyt, ende soetigheyt der vreemder vrouwe, ende der gener die deselve aenhangen, anders niet en is, dan gelijck in den text volght. Alsoo wort het oorspronckelick woort voor een ongeluckigh eynde genomen, Deut. 32.20. ond. 14.13. ende 23.32. Amos 8.10.
het laetste van haer is bitter als alssen; scherp als
Proverbia 5:4
Hebr. een sweert der monden, Dat is, dat twee monden heeft. Verstaet een sweert, dat aen beyden zijden snijdt. Alsoo Psalm 149.6. Hebr. 4.12.
Hier by en wort niet alleen de tijdelicke doot, ende het sichtbare graf verstaen, maer oock de eeuwige doot, ende de helle.
de doot: hare treden
Proverbia 5:5
D. strecken daer henen, datse deselve niet ontgaen en sullen.
houden de
Proverbia 5:5
Siet van de beteeckenissen deses woorts Genes. 37. op vers 35.
helle vast.
6
Proverbia 5:6
D. op dat ghy niet en komt by u selven te overwegen, of men met haer soude konnen verkeeren, ende evenwel den wegh des levens behouden; soo weet, dat hare gangen, ende manieren van doen soo ongestadigh, veranderlick, ende dwalende zijn in het aenleggen van alle listigheyt, om u te verleyden, dat ghy het niet en sult konnen bemercken, ende sult volgens dien van haer in het net des verderfs gevangen worden.
Op dat ghy ’t
Proverbia 5:6
D. dat tot het ware leven leyt. siet boven 2. op vers 19.
padt des levens niet en soudt wegen, zijn hare
Proverbia 5:6
Hebr. sporen; dat is, hare woorden, ende wercken.
gangen
Proverbia 5:6
Ofte, bewegen sich heen ende weder, zijn weyfelende, dat is, dwalende, onseker, met alle winden gedreven, nu tot dese, dan tot die hangende, ende dat om de menschen te verleyden.
ongestadigh,
Proverbia 5:6
Ofte, [dat] ghy het niet gewaer wort, ofte, bevindt: T.w. dat hare gangen van het padt des levens afdwalen, ende den mensche na de doot leyden.
[dat] ghy het niet en
Proverbia 5:6
Het Hebreeusch woort is alsoo dickwils genomen. Siet Iob 5. op vers 24.
merckt.
7Nu dan, ghy kinderen, hooret na my: ende en wijcket niet van de redenen mijnes monts.
8
Proverbia 5:8
Dat is, hebt geene gemeynschap met haer, ende wacht u van ontrent haer te komen.
Maeckt uwen wegh verre van haer: ende en nadert niet tot de deure van haer huys;
9Op dat ghy
Proverbia 5:9
T.w. de overspeeldersse, ende haren man.
anderen uwe
Proverbia 5:9
D. uwe jeught, sterckte, middelen, goeden naem, ende zielen welvaert. Verstaet hier onder oock de kinderen, die een hoereerder van de hoere krijght: want die blijven meest in het huys der echtbreeckster.
eere niet
Proverbia 5:9
T.w. als eenen roof, ende proije, om die quijt te worden.
en geeft; ende uwe
Proverbia 5:9
T.w. uwe jonge jaren, ende den besten tijt uwes levens.
Verstaet het hoeren geselschap, ende den man der hoere, die u wreedelick vervolgen, ende de Overigheyt overgeven sal. Vergel. onder 6.34, 35.
wreeden.
10Op dat de
Proverbia 5:10
Verstaet niet alleen de overspeeldersse, ende haren man, maer oock alle roffianen, koppelaers, koppelerssen, ende overspeligh gedrochte, die eenigh profijt van de onkuysheyt trecken.
vreemde sich niet en verzadigen
Proverbia 5:10
D. van uwe tijdelicke middelen: Alsoo Hos. 7.9.
van u vermogen; ende
Proverbia 5:10
D. dat ghy door uwen arbeyt (met smerte, ende moeyte vereenight,) gewonnen hebt. Vergel. ond. 14.23. ende Ies. 58.3.
al uwen smertelicken arbeyt niet en [kome] in ’t huys des
Proverbia 5:10
Of, uytlandischen, alsoo onder vers 20.
onbekenden.
11Ende ghy in u laetste
Proverbia 5:11
Of, schreeuwt. Het Hebreeusch woort beteeckent eygentlick het getier, ende gebrul, dat de beesten, ende bysonderlick de leeuwen maken, als sy in eenigen noot zijn, hoewel sy niet en versinnen, van waer die komt. Vergel. Psalm 32.3. Iesa. 5.29, 30. Ezech. 24.23.
brullet, als u vleesch, ende u lijf verteert is:
12Ende segget, Hoe hebbe ick de tucht gehaet? ende mijn herte de bestraffinge versmaedt?
13Ende en hebbe niet gehoort na de stemme mijner onderwijsers; noch mijne oore geneyght tot mijne leeraers?
14
Proverbia 5:14
Hebr. ick ben na, of, ontrent een weynigh in alle quaet geweest.
Ick ben by na in alle
Proverbia 5:14
T.w. het quaet der straffe. Siet Genes. 19. op vers 19. ofte verstaet oock daer by, ’t quaet der schult; waer van siet Iob 20.12.
quaet geweest,
Proverbia 5:14
D. in het openbaer voor de gemeynte Godts, ende de gantsche werelt.
in het midden der gemeynte, ende der vergaderinge.
15
Proverbia 5:15
Dit is eene figuerlicke beschrijvinge tot het 19 vers ingesloten, vertoonende den schuldigen plicht, het welvaren, ende de gerustigheyt des gemoedts der gener die in den heyligen echtenstaet na Godts ordinantie kuyschelick leven. De sin is, dat een yeder sich met sijn eygen wettelick geselschap alleene in alle eerbaerheyt vermaken moet: als volght versen 18, 19. Andere hebben dit verstaen van het wettelick besit, ende gebruyck der tijdelicke goederen, ende van de weldadigheyt, die wy daer mede bewijsen moeten.
Drinckt water uyt uwen back, ende
Proverbia 5:15
Ofte, stroomen.
vloeden uyt het midden van uwen bornput.
16Laet uwe
Proverbia 5:16
Verstaet uwe kinderen, die uyt u als uyt eene fonteyne voort komen. Vergel. Ies. 51. vers 1. De sin is, dat een yeder de sijne eerlick soude opqueecken, op datse niet alleene den huysgesinne cieraet, ende dienst souden toebrengen, maer oock andere menschen, na hare gelegentheyt, vrientschap, ende deught doen.
fonteynen haer buyten verspreyden, [ende] de
Proverbia 5:16
Siet Psalm 1. op vers 3.
waterbeken op de straten.
17
Proverbia 5:17
T.w. mits dat sy alleene u voor haren vader kennen, ende ghy hen voor uwe kinderen: het welcke niet en kan geschieden onder de kinderen, die uyt eene overspeeldersse geboren worden.
Laetse uwe alleene zijn, ende geener vreemden met u.
18
Proverbia 5:18
D. uwe wettelicke huysvrouwe, uyt dewelcke u de kinderen, als uyt eene springende fonteyne, voort komen.
Uwe sprinck-ader zy gezegent; ende verblijdt u van wegen de huysvrouwe uwer jeught;
19Eene
Proverbia 5:19
Hebr. hinde der liefden. Van dese wort hier gewagh gemaeckt, om datse van het hert (soo eenige schrijven) seer innerlick bemint wort.
seer lieflicke hinde, ende
Proverbia 5:19
Hebr. rhee der aengenaemheyt.
aengenaem steengeytken: laet u hare borsten t’allen tijden
Proverbia 5:19
Ofte, bevochtigen, drencken, laven, dat is, met vreughde, ende wellust vervullen. Vergelijckt onder 7.18.
droncken maken;
Proverbia 5:19
D. vermaeckt u met haer gelijck yemant sich pleeght te vermaken in het gene dat geoorloft is, ende daer in sich soo te vergeten, dat hy na het ongeoorloofde niet eens om en siet.
Hebr. weeght alle sijne sporen, D. hy beproeft als met een pasloot, eens yegelicks wegen, ofse recht, ofte slim zijn: wetende volkomelick al het doen, ende laten der menschen.
weeght alle sijne gangen.
22Den godtloosen sullen sijne ongerechtigheden vangen; ende met de banden sijner sonde sal hy vast gehouden worden.
23Hy sal sterven,
Proverbia 5:23
D. om dat hy geen onderricht nochte tuchtinge en heeft willen hooren, ofte als hyse hoorde, niet willen aennemen.
om dat hy sonder tucht geweest is; ende in de
Proverbia 5:23
Ofte, menighvuldigheyt: Dat is, groote, oft menighvuldige dwaesheyt.
grootheyt sijner dwaesheyt sal hy
Proverbia 5:23
T.w. van den wegh des levens, ende alsoo ter verdoemenisse loopen.