1 Na het opschrift deses briefs, ende de gewoonlicke groete, 3 verklaert d’Apostel dat hy Godt danckt over de gemeenschap der Philippensen aen het Euangelium. 6 ende dat hy vertrouwt datse daer in, ende voorders in alle Christelicke deughden, meer ende meer sullen toenemen. 12 Beschrijft sijne verdruckinge ende banden, die hy leedt om des Euangeliums wille, ende de vrucht die door deselve ontstondt. 15 Leert dat het Euangelium van sommige gepredickt wort uyt goetwilligheyt ende liefde, tot sijner verlichtinge, ende van andere uyt nijt ende twistinge tot sijner beswaringe in sijne banden. 19 Doch dat hy vertrouwt dat het selve gedijen sal tot sijner saligheyt, ende tot grootmakinge Christi , het zy door het leven het zy door den doot. 21 Verklaert dat hy tot beyde is bereyt, alsoo ’t beyde nut was: te blijven in het leven, voor de gemeynte: ende te sterven, voor hemselven. 25 ende dat hy hoopt dat hy noch eenen tijt langh in ’t leven sal blijven tot dienst der gemeynte. 27 Voeght daer wederom by een vermaninge tot eenigheyt, tot kloeckmoedigheyt, ende lijdtsaemheyt in de verdruckingen, 30 volgende sijn exempel.
1 PAULUS ende Timotheus, dienstknechten IESU CHRISTI , alle den heyligen in Christo Iesu die te Philippis zijn, met de Opsienders ende Diakenen:
2 Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo.
3 Ick dancke mijnen Godt soo dickwils als ick uwer gedencke,
4 (Alle tijt in alle mijnen gebede voor u allen, met blijdtschap het gebedt doende)
5 Over uwe gemeynschap aen het Euangelium, van den eersten dagh af tot nu toe:
6 Vertrouwende dit selve, dat hy die in u een goet werck begonnen heeft, [dat ] voleyndigen sal tot op den dagh Iesu Christi:
7 Gelijck het by my recht is dat ick van u alle dit gevoele, om dat ick in [mijn ] herte houde, dat ghy, beyde in mijne banden, ende [in mijne ] verantwoordinge, ende bevestinge des Euangeliums, ghy alle [segge ick ,] mijner genade mede deelachtigh zijt.
8 Want Godt is mijn getuyge, hoe seer ick begeerigh ben na u alle, met innerlicke bewegingen Iesu Christi.
9 Ende dit bidde ick [Godt ] dat uwe liefde noch meer ende meer overvloedigh worde in erkentenisse, ende alle gevoelen:
10 Op dat ghy beproevet de dingen die [daer van ] verschillen, op dat ghy oprecht zijt, ende sonder aenstoot te geven, tot den dagh Christi:
11 Vervult met vruchten der gerechtigheyt die door Iesum Christum zijn tot heerlickheyt ende prijs Godes.
12 Ende ick wil dat ghy weet, broeders, dat het gene aen my [is geschiet ] meer tot bevoorderinge des Euangeliums gekomen is:
13 Alsoo dat mijne banden in Christo openbaer geworden zijn in het gantsche Richthuys, ende allen anderen:
14 Ende [dat ] het meerder [deel ] der broederen in den Heere door mijne banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloedelicker het woort onbevreest durven spreken.
15 Sommige prediken oock wel Christum door nijt ende twist, maer sommige oock door goetwilligheyt.
16 D’eene verkondigen wel Christum uyt twistinge, niet suyverlick, meynende mijne banden verdruckinge toe te brengen:
17 Doch dese uyt liefde, dewijle sy weten dat ick tot verantwoordinge des Euangeliums geset ben.
18 Wat dan? Nochtans wort Christus op allerley wijse, het zy onder een decksel, het zy in der waerheyt, verkondight: ende daer in verblijde ick my, ja ick sal my oock verblijden.
19 Want ick weet dat dit my ter saligheyt gedijen sal door uw’ gebedt, ende toebrenginge des Geests Iesu Christi,
20 Volgens mijne ernstige verwachtinge ende hope, dat ick in geene sake en sal beschaemt worden: maer [dat ] in alle vrymoedigheyt, gelijck alle tijt, alsoo oock nu Christus sal groot gemaeckt worden in mijn lichaem, het zy door het leven, het zy door de doot.
21 Want het leven is my Christus, ende het sterven is [my ] gewin.
22 Maer of te leven in den vleesche, het selve my oorbaerlick zy, ende wat ick verkiesen sal en weet ick niet.
23 Want ick worde van dese twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden, ende met Christo te zijn. Want [dat ] is seer verre het beste:
24 Maer in den vleesche te blijven, is noodiger om uwent wille.
25 Ende dit vertrouwe ende weet ick, dat ick sal blijven, ende met u alle sal verblijven tot uwer bevoorderinge, ende blijdtschap des geloofs:
26 Op dat uwen roem in Christo Iesu overvloedigh zy aen my, door mijne tegenwoordigheyt wederom by u.
27 Alleenlick wandelt weerdighlick den Euangelio Christi, op dat het zy ick kome ende u sie, het zy ick afwesigh ben, ick van uwe saken mach hooren, dat ghy staet in eenen geest, met een gemoedt gesamentlick strijdende door het geloove des Euangeliums:
28 Ende dat ghy in geen dingh verschrickt en wort van de gene die tegenstaen: het welcke haer wel een bewijs is des verderfs, maer u der saligheyt, ende dat van Godt.
29 Want u is uyt genade gegeven in de sake Christi, niet alleen in hem te gelooven, maer oock voor hem te lijden:
30 Den selven strijt hebbende, hoedanigen ghy in my gesien hebt, ende nu in my hoort.
Afzenders, geadresseerden, groet
1 Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn, met de opzieners en diakenen:
2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.
Dankzegging en voorbede
3 Ik dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk
4 – in elk gebed van mij voor u allen bid ik altijd met blijdschap –
5 vanwege uw gemeenschap aan het Evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.
6 Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.
7 Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.
8 Want God is mijn Getuige hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innige gevoelens van Jezus Christus.
9 En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid,
10 opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, opdat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus,
11 vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.
De vrucht van Paulus' gevangenschap
12 En ik wil dat u weet, broeders, dat wat er met mij is gebeurd , veeleer tot bevordering van het Evangelie heeft gediend,
13 zodat in het hele gerechtsgebouw en aan alle overigen bekend is geworden dat ik een gevangene ben om Christus' wil,
14 en dat het merendeel van de broeders in de Heere door mijn gevangenschap vertrouwen heeft gekregen om het Woord nog overvloediger onbevreesd te durven spreken.
15 Sommigen prediken weliswaar Christus uit afgunst en twistzucht, maar anderen ook uit welwillendheid.
16 De eersten verkondigen Christus wel uit eigenbelang, niet zuiver, met de bedoeling aan mijn gevangenschap verdrukking toe te voegen,
17 maar de laatsten uit liefde, omdat zij weten dat ik tot verdediging van het Evangelie aangesteld ben.
18 Maar wat dan nog ? Toch wordt Christus op allerlei wijze verkondigd, of het nu onder een voorwendsel is of in waarheid; en daarover verblijd ik mij, ja, zal ik mij ook verblijden.
Heengaan of blijven
19 Want ik weet dat dit mij tot zaligheid strekken zal, door uw gebed en de ondersteuning van de Geest van Jezus Christus,
20 overeenkomstig mijn reikhalzend verlangen en hoop dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar dat in alle vrijmoedigheid, zoals altijd, Christus ook nu grootgemaakt zal worden in mijn lichaam, of het nu door het leven is of door de dood.
21 Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst.
22 Maar blijf ik leven in het vlees, dan betekent dit voor mij vruchtbaar werk; en wat ik verkiezen zal, weet ik niet.
23 Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste,
24 maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u.
25 En dit vertrouw en weet ik dat ik zal blijven leven en bij u allen zal blijven tot uw vordering en blijdschap van het geloof,
26 opdat uw roemen in Christus Jezus overvloedig is door mij, door mijn hernieuwde aanwezigheid bij u.
Opwekking tot standvastigheid
27 Alleen, wandel het Evangelie van Christus waardig, opdat ik, of ik nu kom en u zie of dat ik afwezig ben, van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie,
28 en dat u zich in geen enkel opzicht schrik laat aanjagen door de tegenstanders. Voor hen is dit een duidelijk teken van verderf, maar voor u van zaligheid, en dat van God uit.
29 Want aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden,
30 omdat u dezelfde strijd hebt als die u bij mij gezien hebt en nu van mij hoort.