1 Christus vast in de woestijne veertigh dagen, ende wort van den duyvel versocht. 14 Keert wederom na Galileam, ende leert in de Synagoge tot Nazareth, uyt Esaie Cap. 61. dat hy de beloofde Messias was. 23 ende wijst aen met de exempelen Elie ende Elisei, waerom hy daer geen wonderwercken en dede. 28 Waerom sy toornigh zijnde trachten hem te dooden. 31 Leert te Capernaum op den Sabbath. 33 ende drijft aldaer eenen duyvel uyt. 38 Geneest de schoonmoeder Petri van de kortse, ende vele andere krancke ende besetene. 42 Gaet van daer ende predickt oock in de andere steden van Galilea.
1 ENde Iesus vol des Heyligen Geests keerde wederom van den Iordaen, ende wiert door den Geest geleydet in de woestijne,
2 Ende wert veertigh dagen versocht van den duyvel: ende en at gantsch niet in die dagen, ende als deselve ge-eyndight waren, soo hongerde hem ten laetsten.
3 Ende de duyvel seyde tot hem, Indien ghy Godts Sone zijn, seght tot desen steen, dat hy broot worde.
4 Ende Iesus antwoordde hem, seggende, Daer is geschreven, dat de mensche by broot alleen niet en sal leven, maer by alle woort Godts.
5 Ende als hem de duyvel geleyt hadde op eenen hoogen bergh, toonde hy hem alle de Koninckrijcken der werelt, in eenen oogenblick tijts.
6 Ende de duyvel seyde tot hem, Ick sal u alle dese macht ende de heerlickheyt der selver [Koninckrijcken ] geven: want sy is my over gegeven, ende ick geefse wien ick oock wil.
7 Indien ghy dan my sult aenbidden, soo sal het all’ uwe zijn.
8 Ende Iesus antwoordende seyde tot hem, Gaet wech van my satan: want daer is geschreven, Ghy sult den Heere uwen Godt aenbidden, ende hem alleene dienen.
9 Ende hy leydde hem na Ierusalem, ende stelde hem op de tinne des tempels, ende seyde tot hem, Indien ghy de Sone Godts zijt, worpt u selven van hier nederwaerts.
10 Want daer is geschreven, dat hy sijne Engelen van u bevelen sal, dat sy u bewaren sullen.
11 Ende dat sy u op de handen nemen sullen, op dat ghy uwen voet niet t’eeniger tijt aen eenen steen en stootet.
12 Ende Iesus antwoordende seyde tot hem, daer is geseght, Ghy en sult den Heere uwen Godt niet versoecken.
13 Ende als de duyvel alle versoeckinge voleyndight hadde, weeck hy van hem voor eenen tijt.
14 Ende Iesus keerde wederom door de kracht des Geests na Galileen: ende het geruchte van hem gingh uyt door het geheele omliggende lant.
15 Ende hy leerde in hare Synagogen, ende wiert van allen gepresen.
16 Ende hy quam tot Nazareth, daer hy opgevoedt was, ende gingh, na sijne gewoonte, op den dagh des Sabbaths in de Synagoge: ende stont op om te lesen.
17 Ende hem wiert gegeven het boeck des Propheten Esaie, ende als hy het boeck open gedaen hadde vondt hy de plaetse daer geschreven was,
18 De Geest des Heeren [is ] op my, daerom heeft hy my gesalft: hy heeft my gesonden om den armen het Euangelium te verkondigen, om te genesen die gebroken zijn van herten,
19 Om den gevangenen te prediken loslatinge, ende den blinden ’t gesichte, om de verslagene henen te senden in vryheyt: om te prediken het aengenaem jaer des Heeren.
20 Ende als hy het boeck toegedaen, ende den dienaer weder gegeven hadde, sat hy neder: ende de oogen van allen in de Synagoge waren op hem geslagen.
21 Ende hy begon tot haer te seggen, Heden is dese Schrift in uwe ooren vervult.
22 Ende sy gaven hem alle getuygenisse, ende verwonderden haer over de aengename woorden, die uyt sijnen mont voort quamen: ende seyden, Is dese niet de sone Iosephs?
23 Ende hy seyde tot haer, Ghy sult sonder twijffel tot my dit spreeckwoort seggen, Medicijnmeester geneest u selven: al wat wy gehoort hebben, dat in Capernaum geschiet is, doet [dat ] oock hier in uw’ vaderlant.
24 Ende hy seyde, Voorwaer ick segge u, dat geen Propheet aengenaem en is in sijn vaderlant.
25 Maer ick segge u in der waerheyt, Daer waren vele weduwen in Israël in de dagen Elie, doe den hemel drie jaren ende ses maenden gesloten was: soo dat daer grooten hongers noot wiert over het geheele lant.
26 Ende tot geene van haer en wiert Elias gesonden, dan na Sarepta Sidonis, tot een vrouwe, [die ] weduwe [was. ]
27 Ende daer waren vele melaetsche in Israël ten tijden des Propheten Elisei, ende geen van haer en wiert gereynight dan Naaman de Syrier.
28 Ende sy wierden alle in de Synagoge met toorne vervult, als sy dit hoorden.
29 Ende opstaende wierpen sy hem uyt buyten de stadt, ende leydden hem op den top des berghs, op den welcken hare stadt gebouwt was, om hem van de steylte af te werpen.
30 Maer hy door het midden van haer doorgegaen zijnde gingh wech.
31 Ende hy quam af tot Capernaum, een stadt van Galilea, ende leerde haer op de Sabbathdagen.
32 Ende sy versloegen haer over sijne leere, want sijn woort was met macht.
33 Ende in de Synagoge was een mensche hebbende eenen geest eens onreynen duyvels, ende riep uyt met grooter stemme,
34 Seggende, Laet af, wat hebben wy met u [te doen, ] ghy Iesu Nazarener? Zijt ghy gekomen om ons te verderven? Ick kenne u wie ghy zijt, [namelick ] de Heylige Godts.
35 Ende Iesus bestrafte hem, seggende, Swijght stil, ende gaet van hem uyt. Ende de duyvel hem in het midden geworpen hebbende, voer van hem uyt, sonder hem yet te beschadigen.
36 Ende daer quam een verbaestheyt over alle, ende sy spraken te samen tot malkanderen, seggende, Wat woort is dit, dat hy met macht ende kracht den onreynen geesten gebiedt, ende sy varen uyt?
37 Ende het geruchte van hem gingh uyt in alle plaetsen des omliggenden lants.
38 Ende [Jesus ] opgestaen zijnde uyt de Synagoge, gingh in het huys Simonis: ende Simonis wijfs moeder was met een groote kortse bevangen, ende sy baden hem voor haer.
39 Ende staende boven haer, bestrafte hy de kortse, ende [de kortse ] verliet haer: ende sy van stonden aen opstaende diende haerlieden.
40 Ende als de sonne onder gingh, alle die krancke hadden, met verscheydene sieckten [bevangen, ] brachten die tot hem, ende hy leyde een yegelick van haer de handen op, ende genas deselve.
41 Ende daer voeren oock duyvelen uyt van velen, roepende, ende seggende, Ghy zijt de Christus, de Sone Godts. Ende [haer ] bestraffende en liet hy die niet spreken, om dat sy wisten dat hy de Christus was.
42 Ende als het dagh wiert, gingh hy uyt ende trock na een woeste plaetse: ende de scharen sochten hem, ende quamen tot by hem, ende hielden hem op, dat hy van haer niet en soude wech gaen.
43 Maer hy seyde tot haer, Ick moet oock andere steden ’t Euangelium des Koninckrijcks Godts verkondigen: want daer toe ben ick uytgesonden.
44 Ende hy predickte in de Synagogen van Galilea.
De verzoeking in de woestijn
1 Jezus, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest naar de woestijn geleid,
2 waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en ten slotte, toen die voorbij waren, kreeg Hij honger.
3 En de duivel zei tegen Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan tegen deze steen dat hij brood wordt.
4 Maar Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven dat de mens van brood alleen niet zal leven, maar van elk woord van God.
5 En daarna bracht de duivel Hem op een hoge berg en liet Hem in een ogenblik tijd al de koninkrijken van de wereld zien.
6 En de duivel zei tegen Hem: Ik zal U al deze macht en de heerlijkheid van deze koninkrijken geven, want die is aan mij overgegeven en ik geef die aan wie ik maar wil;
7 dus, als U mij zult aanbidden, zal het allemaal van U zijn.
8 Maar Jezus antwoordde en zei tegen hem: Ga weg van Mij, satan, want er staat geschreven: U zult de Heere, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.
9 En hij bracht Hem naar Jeruzalem en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel, en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werpt U Zich dan vanhier naar beneden,
10 want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven om U te bewaren,
11 en dat zij U op de handen dragen zullen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot.
12 Maar Jezus antwoordde en zei tegen hem: Er is gezegd: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken.
13 En toen de duivel alle verzoeking beëindigd had, verliet hij Hem tot een bepaalde tijd.
Het begin van Jezus' prediking
14 En Jezus keerde door de kracht van de Geest terug naar Galilea, en het gerucht over Hem verspreidde zich door heel de omgeving.
15 En Hij gaf onderwijs in hun synagogen en werd door allen geprezen.
Jezus in Nazareth verworpen
16 En Hij kwam in Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging naar Zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge, en Hij stond op om te lezen.
17 En aan Hem werd het boek van de profeet Jesaja gegeven, en toen Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven stond:
18 De Geest van de Heere is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen wie gebroken van hart zijn,
19 om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.
20 En toen Hij het boek dichtgedaan en aan de dienaar teruggegeven had, ging Hij zitten, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gevestigd.
21 Hij begon tegen hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan.
22 En zij betuigden Hem allen hun instemming en verwonderden zich over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen, en zij zeiden: Is Híj niet de Zoon van Jozef?
23 Maar Hij zei tegen hen: U zult Mij ongetwijfeld dit spreekwoord voorhouden: Dokter, genees uzelf; alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kapernaüm gebeurd is, doe dat ook hier in Uw vaderstad.
24 Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u dat geen profeet welgevallig is in zijn vaderstad.
25 Maar Ik zeg u naar waarheid: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood kwam over heel het land,
26 en naar geen van hen werd Elia gezonden, maar wel naar Zarfath bij Sidon, naar een vrouw, een weduwe.
27 Ook waren er veel melaatsen in Israël in de tijd van de profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd, maar wel Naäman, de Syriër.
28 En allen in de synagoge werden met woede vervuld toen zij dit hoorden,
29 en zij stonden op, dreven Hem de stad uit en brachten Hem op de top van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen.
30 Maar Hij liep midden tussen hen door en ging weg.
De eerste genezing op de sabbat
31 En Hij daalde af naar Kapernaüm, een stad in Galilea, en onderwees hen op de sabbatdagen.
32 En zij stonden versteld van Zijn onderricht, want Zijn woord was met gezag.
33 En in de synagoge was een man die een geest van een onreine demon had, en die riep met luide stem:
34 Ga weg! Wat hebben wij met U te maken , Jezus de Nazarener? Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God.
35 Maar Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg! Ga uit hem weg! En de demon ging uit hem weg, nadat hij hem in het midden geworpen had, zonder hem in enig opzicht letsel te bezorgen.
36 En zij werden allen erg verbaasd. Zij spraken met elkaar en zeiden: Wat is dit voor woord, dat Hij met gezag en kracht de onreine geesten bevel geeft en zij weggaan?
37 En de roep over Hem verspreidde zich naar elke plaats in de omgeving.
De schoonmoeder van Petrus
38 Nadat Jezus opgestaan en uit de synagoge vertrokken was, ging Hij naar het huis van Simon. De schoonmoeder van Simon had hoge koorts en ze vroegen Hem om hulp voor haar.
39 En Hij boog Zich over haar heen en bestrafte de koorts en die verliet haar. Zij stond onmiddellijk op en diende hen.
40 Toen de zon onderging, brachten allen die zieken hadden, door allerlei kwalen gekweld , deze zieken bij Hem; en Hij legde ieder van hen de handen op en genas hen.
41 Ook gingen er van velen demonen uit, die schreeuwden en zeiden: U bent de Christus, de Zoon van God! Maar Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten dat Hij de Christus was.
Prediking in heel Galilea
42 Toen het dag geworden was, ging Hij naar buiten en begaf Zich naar een eenzame plaats. De menigten zochten Hem en kwamen bij Hem en probeerden Hem tegen te houden, opdat Hij niet van hen weg zou gaan.
43 Maar Hij zei tegen hen: Ik moet ook andere steden het Evangelie van het Koninkrijk van God verkondigen, want daarvoor ben Ik uitgezonden.
44 En Hij predikte in de synagogen van Galilea.