Die van Ephraim mutineeren tegen Iephtah sonder reden, ver s 1, etc . Ende worden tot twee ende veertigh duysent geslagen, 4. Iephtah sterft, 7. na hem zijn Rechters, Ebzan, 8. Elon, 11. Abdon, 13.
1 DOe werden de mannen Ephraims by een geroepen, ende trocken over na het Noorden: ende sy seyden tot Iephtah; Waerom zijt ghy doorgetogen om te strijden tegen de kinderen Ammons, ende en hebt ons niet geroepen om met u te gaen? wy sullen u huys, met u, met vyer verbranden.
2 Ende Iephtah seyde tot hen; Ick ende mijn volck waren seer twistigh met de kinderen Ammons: ende ick heb u-lieden geroepen, maer ghy en hebt my uyt hare hant niet verlost.
3 Als ick nu sagh, dat ghy niet en verlostet, soo stelde ick mijne ziele in mijne hant, ende toogh door tot de kinderen Ammons, ende de HEERE gafse in mijne hant: waerom zijt ghy dan te desen dage tot my opgekomen, om tegen my te strijden?
4 Ende Iephtah vergaderde alle mannen van Gilead, ende street met Ephraim: ende de mannen van Gilead sloegen Ephraim; want de Gileaditen, zijnde tusschen Ephraim [ende ] tusschen Manasse, seyden; Ghylieden zijt vluchtige van Ephraim.
5 Want de Gileaditen namen den Ephraimiten de veyren der Iordane af: ende het geschiedde, als de vluchtige van Ephraim seyden, Laet my over gaen, soo seyden de mannen van Gilead tot hem; Zijt ghy een Ephratiter? Wanneer hy seyde, Neen;
6 Soo seyden sy tot hem; Seght nu Schibboleth, maer hy seyde Sibboleth, ende konde het alsoo niet recht spreken: soo grepen sy hem, ende versloegen hem aen de veyren der Iordane: dat te dier tijt van Ephraim vielen, twee ende veertigh duysent.
7 Iephtah nu richtede Israël ses jaren: ende Iephtah de Gileaditer sterf, ende wert begraven in de steden Gileads.
8 Ende na hem richtede Israël, Ebzan van Bethlehem.
9 Ende hy hadde dertigh sonen; ende hy sondt dertigh dochteren na buyten, ende bracht dertigh dochteren van buyten in voor sijne sonen: ende hy richtede Israël seven jaren.
10 Doe sterf Ebzan, ende wert begraven te Bethlehem.
11 Ende na hem richtede Israël, Elon, de Zebuloniter: ende hy richtede Israël tien jaren.
12 Ende Elon de Zebuloniter sterf, ende wert begraven te Ajalon, in den lande van Zebulon.
13 Ende na hem richtede Israël, Abdon, een sone van Hillel, de Pirhathoniter.
14 Ende hy hadde veertigh sonen, ende dertigh soons sonen, rijdende op seventigh ezelveulens: ende hy richtede Israël acht jaren.
15 Doe sterf Abdon, een sone van Hillel, de Pirhathoniter: ende hy wert begraven te Pirhathon, in den lande Ephraims, op den bergh des Amalekiters.
Opstand van Efraïm tegen Jefta
1 Toen werden de mannen van Efraïm bijeengeroepen en zij staken de Jordaan over naar het noorden. En zij zeiden tegen Jefta: Waarom bent u opgetrokken om tegen de Ammonieten te strijden, zonder ons te roepen om met u mee te gaan? Wij zullen uw huis met u erin met vuur verbranden.
2 Maar Jefta zei tegen hen: Ik en mijn volk hadden grote onenigheid met de Ammonieten. Toen héb ik u geroepen, maar u hebt mij niet uit hun hand verlost.
3 En toen ik zag dat u ons niet verloste, stelde ik mijn leven in de waagschaal en trok ik tegen de Ammonieten op; en de HEERE gaf hen in mijn hand. Waarom bent u dan op deze dag naar mij toe gekomen om tegen mij te strijden?
4 Daarop riep Jefta alle mannen van Gilead bijeen en streed tegen Efraïm. En de mannen van Gilead versloegen Efraïm, want omdat Gilead tussen Efraïm en Manasse ligt, zeiden zij: U bent vluchtelingen uit Efraïm!
5 Gilead ontnam de Efraïmieten namelijk de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan. En het gebeurde, wanneer vluchtelingen van Efraïm zeiden: Laat mij oversteken, dat de mannen van Gilead tegen hem zeiden: Bent u een Efraïmiet? En wanneer hij zei: Nee,
6 zeiden zij tegen hem: Zeg eens: Sjibboleth. Wanneer hij dan zei: Sibboleth, en het woord dus niet goed uit kon spreken, grepen zij hem en doodden hem bij de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan. In die tijd vielen er van Efraïm tweeënveertigduizend man .
7 Jefta gaf zes jaar leiding aan Israël. En de Gileadiet Jefta stierf en werd begraven in een van de steden van Gilead.
Ebzan, Elon, Abdon
8 Na hem gaf Ebzan uit Bethlehem leiding aan Israël.
9 Hij had dertig zonen en huwelijkte dertig dochters uit, terwijl hij voor zijn zonen dertig dochters van elders bracht. Hij gaf zeven jaar leiding aan Israël.
10 Toen stierf Ebzan en werd begraven in Bethlehem.
11 Na hem gaf de Zebuloniet Elon leiding aan Israël. Hij gaf tien jaar leiding aan Israël.
12 En de Zebuloniet Elon stierf en werd begraven te Ajalon, in het land van Zebulon.
13 En na hem gaf Abdon, een zoon van Hillel, uit Pirhathon, leiding aan Israël.
14 Hij had veertig zonen en dertig kleinzonen, die op zeventig ezelshengsten reden. Hij gaf acht jaar leiding aan Israël.
15 Toen stierf Abdon, de zoon van Hillel, uit Pirhathon. En hij werd begraven in Pirhathon in het land van Efraïm, in het gebergte van de Amalekiet.