De Propheet voorseyt den geluckigen ende heerlicken stant der Christelicke Kercke, ver s 1, et c. die van Christo sal getrouwt worden, 4. ende hy salse met getrouwe wachters versorgen, 6. ende haer ruste ende vrede geven, 8. ende haer door de bekeeringe der Heydenen vermeerderen, 10.
1 OM Zions wille, en sal ick niet swijgen, ende om Ierusalems wille, en sal ick niet stille zijn: tot dat hare gerechtigheyt voort kome als een glantz, ende haer heyl als een fackel die brant.
2 Ende de Heydenen sullen uwe gerechtigheyt sien; ende alle Koningen uwe heerlickheyt: ende ghy sult met eenen nieuwen name genoemt worden, welcken des HEEREN mont uytdruckelick noemen sal.
3 Ende ghy sult een cierlicke kroone zijn in de hant des HEEREN, ende eenen Konincklicken hoet in de hant uwes Godts.
4 Tot u en sal niet meer geseyt worden, de Verlatene, ende tot u lant en sal niet meer geseyt worden, het Verwoeste; maer ghy sult genoemt worden, Mijn lust is aen haer, ende u lant, het Getrouwde: want de HEERE heeft eenen lust aen u, ende u lant sal getrouwt worden.
5 Want [gelijck ] een jongelingh eene jonckvrouwe trouwt: [alsoo ] sullen uwe kinderen u trouwen: ende [gelijck ] de bruydegom vrolick is over de bruyt, [alsoo ] sal uw’ Godt over u vrolick zijn.
6 O Ierusalem, ick hebbe wachters op uwe mueren bestelt, die gedurighlick al den dagh, ende al den nacht niet en sullen swijgen: O ghy die des HEEREN doet gedencken, en laet geen stilswijgen by u-lieden wesen.
7 Ende en swijght niet stille voor hem, tot dat hy bevestige, ende tot dat hy Ierusalem stelle een lof op aerden.
8 De HEERE heeft gesworen by sijne rechterhant, ende by den arm sijner sterckte: Indien ick u koorn meer sal geven [tot ] spijse voor uwe vyanden, ende indien de vreemde sullen drincken uwen most daer aen ghy gearbeyt hebt!
9 Maer die het insamelen sullen, die sullen het eten, ende sy sullen den HEERE prijsen: ende die hem vergaderen sullen, die sullen hem drincken in de voorhoven mijnes heylighdoms.
10 Gaet door, gaet door, door de poorten, bereyt den wegh des volcks: verhooght, verhooght een bane, ruymt de steenen wech, steeckt een baniere om hooge tot de volckeren.
11 Siet de HEERE heeft doen hooren, tot aen het eynde der aerde, Segget der dochter Zions, Siet, u heyl komt: siet, sijn loon is met hem, ende sijn arbeytsloon is voor sijn aengesichte.
12 Ende sy sullen se noemen het heylige volck, de verloste des HEEREN: ende ghy sult genoemt worden, de Gesochte, de Stadt die niet verlaten en is.
Het herstelde Jeruzalem
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen,
omwille van Jeruzalem zal ik niet stil zijn,
totdat haar gerechtigheid opkomt als een lichtglans,
en haar heil als een brandende fakkel.
2 De heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien
en alle koningen uw luister;
u zult met een nieuwe naam genoemd worden,
die de mond van de HEERE bepalen zal.
3 U zult een sierlijke kroon zijn in de hand van de HEERE
en een koninklijke tulband in de hand van uw God.
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene,
en tegen uw land zal niet meer gezegd worden: woestenij,
maar u zult genoemd worden: Mijn welgevallen is in haar,
en uw land: getrouwde;
want de HEERE verlangt naar u,
en uw land zal getrouwd worden.
5 Want zoals een jongeman trouwt met een jonge vrouw,
zo zullen uw kinderen trouwen met u;
zoals een bruidegom zich verblijdt over zijn bruid,
zo zal uw God Zich over u verblijden.

6 Op uw muren, Jeruzalem, heb Ik wachters aangesteld.
Nooit zullen zij zwijgen, heel de dag en heel de nacht niet.
U die het volk aan de HEERE doet denken,
gun u geen rust.
7 Ja, geef Hem geen rust,
totdat Hij Jeruzalem gegrondvest heeft
en gesteld heeft
tot een lof op aarde.

8 De HEERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand
en bij Zijn sterke arm:
Nooit zal Ik uw koren meer geven
als voedsel aan uw vijanden,
en nooit zullen vreemdelingen meer uw nieuwe wijn drinken
waarvoor u zich ingespannen hebt!
9 Maar wie het inzamelen, zullen het eten
en de HEERE prijzen,
en wie hem oogsten, zullen hem drinken
in de voorhoven van Mijn heiligdom.

10 Ga door, ga door, de poorten door,
bereid de weg voor het volk,
verhoog, verhoog de gebaande weg,
zuiver hem van stenen,
steek een banier omhoog boven de volken.
11 Zie, de HEERE heeft het doen horen
tot aan het einde der aarde:
Zeg tegen de dochter van Sion:
Zie, uw heil komt,
zie, Zijn loon heeft Hij bij Zich
en Zijn arbeidsloon gaat voor Hem uit.
12 Zij zullen hen noemen: het heilige volk,
de verlosten van de HEERE,
en u zult genoemd worden: Gezochte,
Stad die niet verlaten is.