Door het trouwen, ende langh stil sitten eener overspeeldersse, beveelt Godt den Propheet af te beelden, den toekomstigen langhdurigen desolaten staet van Israël, waer op ten laetsten hare bekeeringe tot Christum sal volgen.
1 ENde de HEERE seyde tot my, Gaet wederom henen, bemint eene vrouwe, die bemint zijnde van [haren ] vrient, nochtans overspel doet: gelijck de HEERE de kinderen Israëls bemint, maer sy sien om na andere goden, ende beminnen de vlesschen der druyven.
2 Ende ick kochtse my voor vijftien silverlingen; ende eenen homer gersten, ende eenen halven homer gersten.
3 Ende ick seyde tot haer; Ghy sult vele dagen na my blijven sitten, (ghy en sult niet hoereeren, noch eenen [anderen ] manne geworden:) ende ick oock na u.
4 Want de kinderen Israëls sullen vele dagen blijven sitten, sonder Koningh, ende sonder Vorst, ende sonder offer, ende sonder opgericht beelt, ende sonder Ephod, ende Teraphim.
5 Daer na sullen sich de kinderen Israëls bekeeren, ende soecken den HEERE haren Godt, ende David haren Koningh: ende sy sullen vreesende komen tot den Heere, ende tot sijne goetheyt, in het laetste der dagen.
Beeld van Gods geduld
1 De HEERE zei tegen mij: Ga opnieuw, bemin een vrouw die bemind wordt door haar levens gezel, maar overspel pleegt, zoals de HEERE de Israëlieten bemint, hoewel zij zich wenden tot andere goden en houden van rozijnenkoeken.
2 Voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst kocht ik haar toen voor mij.
3 En ik zei tegen haar: U moet veel dagen bij mij blijven, u mag geen hoererij bedrijven; u mag geen andere man toebehoren, en ook ik zal niet bij u komen .
4 Want de Israëlieten moeten veel dagen zonder koning en zonder vorst blijven, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod en afgodsbeelden.
5 Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HEERE, hun God, zoeken en David, hun koning. Zij zullen zich in diep ontzag tot de HEERE en Zijn goedheid wenden, in later tijd.