Beschrijvinge van den koperen altaer tot het brand-offer, ver s 1, et c. van de gegotene zee, 2. van de waschvaten, 6. van de kandelaers, 7. van de tafelen, 8. ende de voorhoven, 9. met een verhael aller stucken, die Hiram tot het gebruyck des tempels gemaeckt heeft, dewelcke waren van koper, 11. ofte van gout, 19.
1 HY maeckte oock eenen koperen altaer, van twintigh ellen in sijne lenghte, ende twintigh ellen in sijn breedte: ende tien ellen in sijne hooghte.
2 Daer toe maeckte hy de gegotene zee: van tien ellen was sy, van haren eenen rant, tot haren anderen rant, rontom ront, ende van vijf ellen in hare hooghte, ende een meetsnoer van dertigh ellen omvinghse rontom.
3 Onder deselve nu was de gelijckenisse van runderen, rontom henen, die omcingelende, tien in een elle, omringende de zee rontom: twee rijgen deser runderen waren in hare gietinge gegoten.
4 Sy stont op twaelf runderen, drie siende na ’t Noorden, ende drie siende na ’t Westen, ende drie siende na ’t Zuyden, ende drie siende na ’t Oosten; ende de zee was boven op deselve: ende alle hare achterdeelen waren inwaerts.
5 Hare dickte nu was een hantbreet, ende hare rant als het werck van den rant eenes bekers [ofte ] eener leliebloeme, begrijpende [vele ] Bathen; sy hieldt drie duysent.
6 Ende hy maeckte tien waschvaten, ende stelder vijve ter rechter, ende vijve ter slincker hant, om daer in te wasschen; wat ten brand-offer behoort, staken sy daer in: maer de zee was, op dat de Priesteren sich daer in souden wasschen.
7 Hy maeckte oock tien gouden kandelaren, na hare wijse, ende hy stelde se in den tempel, vijve aen de rechter hant, ende vijve aen de slincker hant.
8 Oock maeckte hy tien tafelen, ende hy settese in den tempel, vijve aen de rechter hant, ende vijve aen de slincker hant: ende hy maeckte hondert gouden sprenghbeckens.
9 Voorder maeckte hy het voorhof der Priesteren, ende het groote voorhof: mitsgaders de deuren voor het voorhof, ende overtoogh hare deuren met koper.
10 De zee nu settede hy aen de rechter zijde, na ’t Oosten, tegen over ’t Zuyden.
11 Daer toe maeckte Huram de potten, ende de schoeffelen, ende de sprenghbeckens: alsoo voleyndde Hiram het werck te maken, dat hy den Koningh Salomo aen het Huys Godes maeckte.
12 De twee pilaren, ende de bollen ende de twee capiteelen, op het hooft der pilaren: ende de twee netten, om de twee bollen der capiteelen te bedecken, die op der pilaren hooft waren:
13 Ende de vier hondert granaet-appelen tot de twee netten: twee rijgen van granaet-appelen tot elck net, om de twee bollen der capiteelen te bedecken, die boven op de pilaren waren.
14 Hy maeckte oock de stellingen: ende waschvaten maeckte hy op de stellingen;
15 Eene zee, ende de twaelf runderen daer onder.
16 Insgelijcks de potten, ende de schoeffelen, ende de krauwelen, ende alle hare vaten maeckte Huram Abiu den Koningh Salomo voor het Huys des HEEREN van gepolijstert koper.
17 In de vlackte der Iordane gootse de Koningh, in dichte aerde: tusschen Succoth, ende tusschen Zeredatha.
18 Ende Salomo maeckte alle dese vaten in groote menighte: want het gewichte des kopers en wert niet ondersocht.
19 Oock maeckte Solomo alle vaten, die voor het Huys Godes waren: ende den gouden altaer, ende de tafelen, daer op de toonbrooden zijn:
20 Ende de kandelaren met hare lampen van gesloten gout, om die na de wijse aen te steken, voor de aenspraeck-plaetse.
21 Ende de bloemen, ende de lampen, ende de snuyters, van gout: het was ’t volmaecktste gout:
22 Mitsgaders de gaffelen, ende de sprenghbeckens, ende de roockschalen, ende de wieroockvaten, van gesloten gout: aengaende den ingangh van het Huys, sijne binnenste deuren, van het Heylige der heyligen, ende de deuren van het huys des tempels, waren van gout.
De voorwerpen van de tempel
1 Hij maakte ook een koperen altaar; zijn lengte was twintig el, zijn breedte twintig el, en zijn hoogte tien el.
2 Verder maakte hij de gegoten zee; tien el van zijn ene rand tot zijn andere rand, helemaal rond, en vijf el in zijn hoogte: een meetlint van dertig el kon hem rondom omspannen.
3 Aan de onderkant ervan bevond zich rondom een afbeelding van runderen, die hem rondom omringden, tien per el, om heel de zee heen. Twee rijen van deze runderen waren bij het gieten ervan meegegoten.
4 Hij stond op twaalf runderen, drie naar het noorden gekeerd, drie naar het westen gekeerd, drie naar het zuiden gekeerd en drie naar het oosten gekeerd, en de zee stond daarbovenop. Al hun achterlijven waren naar binnen gekeerd .
5 En zijn dikte was een handbreed en zijn rand had de vorm van de rand van een beker, als een leliebloesem. Hij kon drieduizend bath bevatten.
6 Hij maakte ook tien spoelbekkens, zette er vijf aan de rechterkant en vijf aan de linkerkant om daarin het offervlees te wassen. Men spoelde daarin de benodigdheden van het brandoffer af. De zee was echter bestemd voor de priesters om zich daarin te wassen.
7 Hij maakte verder tien gouden kandelaars, volgens de bepaling ervoor, en hij zette ze in de tempel, vijf aan de rechterkant, en vijf aan de linkerkant.
8 Ook maakte hij tien tafels, en hij plaatste ze in de tempel, vijf aan de rechterkant, en vijf aan de linkerkant, en hij maakte honderd gouden sprengbekkens.
9 Verder maakte hij de voorhof voor de priesters, de grote voorhof en de deuren voor de voorhof, en overtrok de deuren ervan met koper.
10 De zee zette hij aan de rechterzijde, in zuidoostelijke richting.
11 Verder maakte Huram de potten, de scheppen en de sprengbekkens; en Hiram voltooide het werk dat hij voor koning Salomo maakte ten behoeve van het huis van God,
12 te weten de twee pilaren met de bollen en de kapitelen die boven op de twee pilaren lagen, en de twee vlechtwerken om de twee bollen van de kapitelen die boven op de pilaren lagen, te bedekken,
13 de vierhonderd granaatappels voor de twee vlechtwerken, twee rijen granaatappels per vlechtwerk, om de twee bollen van de kapitelen die op de pilaren lagen, te bedekken.
14 Hij maakte ook de onderstellen, en de spoelbekkens maakte hij op de onderstellen.
15 Verder maakte hij de ene zee en de twaalf runderen daaronder.
16 Ook de potten, de scheppen en de vorken en al de bijbehorende voorwerpen maakte Huram Abi voor koning Salomo ten behoeve van het huis van de HEERE, alles van gepolijst koper.
17 In de vlakte van de Jordaan liet de koning ze gieten, tussen Sukkoth en Zeredata, in vormen van zware klei.
18 Salomo maakte al deze voorwerpen in zeer grote hoeveelheid. Ja, het gewicht van het koper werd niet meer nagegaan.
19 Ook maakte Salomo alle voorwerpen die voor het huis van God bestemd waren: het gouden altaar, de tafels waarop de toonbroden lagen,
20 de kandelaars en hun lampen van bladgoud, om volgens de bepaling te branden vóór het binnenste heiligdom,
21 de bloesems, de lampen en de snuiters, van goud – dat alles van het zuiverste goud –
22 de messen, de sprengbekkens, de kommen, de vuurschalen, van bladgoud. Wat de ingang van het huis betreft: de deuren van het binnenste deel ervan, voor het heilige der heiligen, en de deuren van het tempelhuis, waren van goud.